Categoriearchief: column februari 2016

OEFENING BAART KUNST

tennis2

 

Destijds mocht ik van mijn ouders er een tweede sport bij gaan zoeken. Mijn hardwerkende vader ging mee in de vaart der volkeren en verdiende inmiddels net boven modaal, in combinatie met mijn moeders zuinigheid konden we ons deze extra luxe permitteren. Een tweede sport, want voetbal bij RCD stond ongenaakbaar op nummer één. Ik sliep destijds met een leren knikker als hoofdkussen. Toch hoefde ik niet lang over een tweede sport na te denken. Hoewel mijn moeder voor mij een carrière als wielrenner helemaal zag zitten, en ik hard fietsen als een tweede natuur beschouwde, bedankte ik voor de eer. Het stoempen was me namelijk met de paplepel ingegoten, omdat ik de benen uit mijn lijf moest trappen om haar bij te houden. Wat een tempobeul met turbodijen was mijn moeder! Toen ik de eerste beelden in zwart-wit van de Tour de France zat te kijken met mijn vader en regelmatig een renner uit de bocht zag vliegen of tegen het asfalt zag kwakken was mijn liefde voor het wielrennen voor altijd beperkt tot het volgen van de coureurs op de beeldbuis.

Wat wel enorm tot de verbeelding sprak, was het enorme talent dat de moderne Viking Björn Borg ten toon spreidde. Deze koele kikker liet zijn drukke rivalen alle hoeken van de baan zien. Dat wilde ik ook wel. Samen met mijn vader heb ik een prachtig Dunlop racket uitgezocht. Een kunstwerk was het gewoon. De prachtige nerf in de verschillende laagjes licht en donker hout in combinatie met de strakke letters en lijnen in glanzende lak maakte dit sierraad haast te mooi om er mee te tennissen. Dit delicate instrument diende ook nog eens verpakt te worden in een houten rekje, om niet krom te trekken. Alleen al om het bezit van het racket was ik blij met mijn nieuwe sport. De volgende fase was tennisles. Bij de tennisclub CC in Dubbeldam heb ik me begin jaren ‘70 aangemeld. Om mijn idool te benaderen, heb ik ook gelijk maar mijn haar laten groeien. Helemaal gesteld stond ik klaar om binnen afzienbare tijd, op Wimbledon, zijn plaats in te nemen. Het begon allemaal met balbehandeling en -beheersing. Toen had ik al moeten weten, dat er voor mij een lange weg te gaan was. Als ik bij het hooghouden niet verder kwam dan een keer of tien, gaf ik het pluizig etterding een pestklap waar alleen de labrador, die verderop in het sportcomplex werd uitgelaten, nog plezier aan beleefde. Toch heb ik enorm veel energie en tijd in het aanleren van de forehand, de backhand en de service gestoken. Het was al wel snel duidelijk, dat alleen de forehand een natuurlijke slag was welke ik redelijk snel onder de knie zou krijgen. Buiten het lesuurtje om, heb ik dagen achtereen tegen de garagedeur van de buren en later, toen ik een uitzinnig boze buurman afgeschud had, tegen een blinde muur geoefend op al mijn slagen. Het gewenste resultaat bleef uit, nimmer ben ik gescout om in een selectie te gaan tennissen. Het talent om ooit kampioen te worden ontbrak helaas. Desalniettemin ben ik altijd tennisles blijven volgen. Ook nu volg ik trouw, één keer per week, de aanwijzingen van mijn bevlogen tennisleraar nog op. Mijn specifieke kwaliteiten liggen wel in het feit dat ik op alles loop, nooit opgeef en een grenzeloos vertrouwen in verbetering heb. Inmiddels word ik zelf vergeleken met een labrador, omdat ik achter iedere bal aanren. eindelijk was daar van de week voor mij het moment van erkenning. Mijn tennismaten van de wintercompetitie wisten me te melden dat ik duidelijk verbeterd ben sinds dit seizoen. Het duurt even maar oefening baart kunst.

Wouter Kramer                                                                                                     column 67, 25-02-2016

BLOTE VOETEN

van Bommel

Vorige week was ik, voor mijn werk, een paar dagen in Londen. Nette kleren en schoenen heb ik meegenomen en alles diende in een klein koffertje te passen want we reisden licht, met alleen handbagage. Mijn collega’s dachten dat ik hierdoor geen ruimte meer had voor sokken want het viel hen op dat ik deze dagen met blote voeten in mijn schoenen liep. Niets is echter minder waar, ik draag namelijk al jaren geen sokken meer.

Dit komt door Ruud krol. Deze ongelooflijk getalenteerde linksback van het Nederlands elftal uit ’74 gaf een aantal jaren geleden een interview vanuit Egypte waar hij toen bondscoach was. Wat de reporter toen opviel was, dat de strak geklede held onder zijn maatpak geen sokken in zijn schoenen droeg. Bij navraag naar deze opmerkelijke constatering had Ruud de volgende verklaring: “kijk, wij waren destijds onze tijd ver vooruit. Onder aanvoering van Johan legden wij een hele nieuwe vorm van het spelletje op de mat. Als backs moesten wij er over de vleugels opkomen en dan een voorzet geven op de spitsen. Totaalvoetbal heette dat. Alle tegenstanders hebben we er mee overbluft en mijn moment van glorie kwam tegen Brazilië. Mijn voorzet op Cruijffie ging de hele wereld over en na de wedstrijd bevonden we ons in de zevende hemel. We zweefden als engeltjes door de kleedkamer. In hogere sferen was ik beland en ik heb nog nooit engelen met sokken aan gezien. Daarom heb ik na het WK nooit sokken meer gedragen.” Tijdens dit interview dwaalden mijn gedachten af naar mijn eigen engel. Deze zit namelijk al sinds mijn jeugd op mijn schouder. Het komt door mijn opa, wiens derde doopnaam niet geheel toevallig “Engelbertus” is. Als knaapje kreeg ik van hem een oud Dordts tegeltje met een engeltje erop. Laatst heb ik deze op zolder weer eens opgezocht toen het ter sprake kwam. “wees maar zuinig op je beschermengeltje Wouter” zei hij. “Je gaat hem nog genoeg nodig hebben.” Alsof hij wist dat ik nogal wat risico in mijn leven legde en er geknokt diende te worden voor mijn plek in het geheel. Wel, ik kan niet anders zeggen dan dat het uitgekomen is. Ik heb de beschermengel gekoesterd en ingezet. Vanaf dat moment van bezinning zijn bij mij ook de sokken uit mijn kledingassortiment verdwenen. In eerste instantie heb ik daar best aan moeten wennen en heeft het me hier en daar nog wat blaren opgeleverd. Inmiddels weet ik niet meer beter. Toch word ik nog wel eens geconfronteerd met wat ongemak omtrent mijn blootsvoets optreden. Laatst diende ik werkschoenen te dragen bij een terreinbezoek van een opdrachtgever en dan is het niet fris om in gebruikte schoenen te stappen zonder sokken. Ook in Londen moest ik het ontberen van sokken even voor lief nemen. Ik had nieuwe schoenen meegenomen die ik een week eerder in Brugge aangeschaft had. Echte van Bommels in de uitverkoop. 50% korting op een prijs die ik nooit voor schoenen zou uitgeven. Ook nu was de prijs nog steeds een veelvoud van mijn normale budget. Dat ik ze toch aangeschaft heb komt eerlijk gezegd voort uit een stukje frustratie. Mijn vrouw heeft laatst in haar “Imelda Marcos modus” een aantal investeringen gedaan waar ik op zijn zachts gezegd mijn verontwaardiging over uit gesproken heb. Nu is het mijn beurt! dacht ik, met de chique zwarte pattas in mijn handen. Tijdens een ochtendwandeling door St. James’s park voelde ik de stugge krengen in mijn vlees snijden en leek het alsof mijn engel expres zijn pijlen op mijn pijnlijke voeten afvuurde.

Wouter Kramer                                                                                                      column 66, 18-02-2016

image

OORZAAK EN GEVOLG

 

AppleMark

Of het door de donkere korte winterdagen komt weet ik niet precies, maar behoorlijk wat gesprekken, waar ik aan deelneem de laatste tijd, gaan over zwaarmoedigheid en depressies. Het geeft me stof tot nadenken en een spiegel wordt me regelmatig voorgehouden.

Dat ieder mens op zijn levenspad met zaken geconfronteerd wordt, waar hij of zij totaal niet op zit te wachten, weet ik inmiddels al lang. Wat het effect daarvan is, ga ik steeds beter zien. Begrijpen is nog een ander verhaal. Vaak loop ik vast in mijn eigen gevoel en gelijk. Veel wordt herleid naar de kindertijd. Zelf heb ik in mijn beleving een vrij onbezorgde jeugd gehad en kijk ik erop terug met een goed gevoel. Mijn zussen echter hebben daar een iets andere mening over en spreken over een bepaald gemis. De vorm is voor een ieder verschillend. Centraal staat daarin wel, dat onze moeder niet kon knuffelen. Deze vorm van aandacht is schijnbaar essentieel voor het geluk van een kind. Van de week zag ik een programma op televisie, die dat nog eens onderstreepte. Aan peuters werd gevraagd wat zij leuk aan hun moeder vonden. Zonder uitzondering gaven de kindertjes aan dat knuffelen, samen spelen, lezen en op schoot zitten, het meest aangenaam was. Zaken als speelgoed of lekkers krijgen werden niet genoemd. Het gaat om de persoonlijke aandacht en liefde. Waarom had onze moeder hier nu moeite mee? Als peuter is zij haar eigen moeder verloren en is ze daarna uit huis geplaatst bij een oom. Deze man heeft haar niet de aandacht en liefde kunnen geven die zij nodig had. Gelukkig ook niet de aandacht, die je op knuffelgebied juist helemaal niet wilt van een oom. Het gemis heeft haar gevormd en ondanks dat we op materieel vlak niets te kort kwamen, was zij niet bij machte om ons dat te geven wat ze eenvoudig niet was aangeleerd. Deze inprenting op jeugdige leeftijd lijkt wel bepalend voor ons gedrag in de rest van ons leven. Ook traumatische inprenting kan je blijkbaar een heel leven lang achtervolgen. Angsten, verslavingen, depressies en gedragstoornissen zijn terug te voeren naar je vormingsperiode. Wellicht zou het handig zijn als iedereen bijvoorbeeld om de vijf jaar een verplichte psychologische opfriscursus dient te volgen. Ongeveer tien jaar geleden ben ik vijf dagen extern gegaan om rouw- en traumaverwerking te ondergaan met een groep zielsverwanten onder begeleiding van diverse psychotherapeuten. Ik heb daar veel baat bij gehad en vond dat toen al verplichte kost voor iedereen omdat er meer belicht wordt dan alleen een actueel probleem. Mijn vijfjaarlijkse update is dus al twee keer verlopen en dat kan ik nu dus als excuus opvoeren wanneer ik niet begrijp, waar een ander tegen aanloopt. Destijds in mijn jeugd was het gewoon niet anders en ik wist niet beter. Nu heb ik meer inzicht. Het feit dat mijn vader wel veel aandacht aan me schonk en ik als peuter altijd klem tegen mijn zus aan zat heeft mijn gemis beperkt. Ik heb gecompenseerd. Alles is terug te voeren op oorzaak en gevolg. Op de momenten dat ik aangesproken word op vervelend gedrag, probeer ik voor mezelf te analyseren waar dat vandaan komt. Zo wil ik ruimte creëren voor mezelf en voor een ander. Dat gaat me niet altijd even gemakkelijk af en het verplaatsen in een ander is niet altijd mijn sterkste kant. Het “Stel je niet aan of mooi excuus en doe effen volwassen” ligt bij mij wel op de loer. Ik kan de geschiedenis niet veranderen maar mijn gedrag misschien nog wel. Het is weer tijd voor een bijscholing!

Wouter Kramer                                                                                                      column 65, 04-02-2016