Categoriearchief: column december 2015

De ekster

eksterhoutkachel

Afgelopen week lag er, voor mij, een cadeautje onder de boom, waar ik als nordmannetje spontaan mijn naalden van zou verliezen. Het kan er dus niet lang gelegen hebben aan de staat van het sparretje te zien. Want het liefdevol opgetuigde naaldboompje stond bij onze dochter en schoonzoon, in hun appartementje aan de Lange IJzerenbrugstraat, nog mooi te pronken. We hadden ons daar als gezin verzameld om eerste kerstdag te vieren en presentjes uit te wisselen. Ondanks de prachtige verpakking liet de vorm van dit kerstgeschenk namelijk niet veel aan de verbeelding over. Het onmiskenbare handvat en het tapse dunne, maar stevige, blad deed mijn gespeelde nieuwsgierigheid overkomen als een slecht geacteerde toneelvoorstelling. Dit gold overigens niet voor de Kerstman die verantwoordelijk was voor de aanschaf van dit cadeau. Duidelijk vissend naar een goedkeuring over zijn keuze, liet zoonlief, tussen neus en lippen door, even merken dat hij hier over nagedacht had. Na een bevestigend knipoogje, met de mededeling dat ik nu geen scherpe zaag meer hoefde te lenen, glundert dit Kerstmannetje van oor tot oor. Geven is wat dat betreft altijd weer net zo fijn als ontvangen.

De dag erop ben ik met mijn nieuwe aanwinst, bij ons in Zuidhoven, fluitend het park in gewandeld. Quasi nonchalant de bloedscherpe zaag onder mijn oksel geklemd, als ware het de normaalste zaak van de wereld dat je met dit stuk gereedschap een ommetje maakt. Overigens zijn mijn vrouw en ik, sinds we een houtkacheltje hebben, toch al een aparte verschijning in de buurt. Tijdens het uitlaten van de hond verzameld zij stokken die elk ander persoon weer weggooit als ze hun hond uitlaten. Zo niet mijn vrouw. Het heeft trouwens ook helemaal geen zin. Onze hond is volkomen onbekend met het concept “apporteren”. Dit tot verdriet van ons gezin, de vreemde blik in de ogen van het beestje als er een stok wordt weggegooid geeft absoluut geen hoop voor de toekomst wat dat betreft. Onze viervoeter is eigenlijk alleen maar bezig met; plasje, drolletje en snel terug naar de bank op de schoot bij de bazin. Onverschillig over de vreemde blikken uit de buurt komt mijn vrouw sinds kort thuis met armen vol aanmaakhout. Ik pak het nu dus anders aan. Een lullig takje is aan mij niet besteed. Als volleerd lumberjack houd ik huis in ons park. Keken de buren al vreemd naar mijn vrouw, dan staan ze nu perplex als ik vriendelijk groetend voorbij loop met een enorme boomstam op mijn schouder en dat een keer of tien. Niemand die hier iets over zegt trouwens, of dat dit uit verbazing, beleefdheid of angst is, laat ik maar even in het midden. Ik merk dat ik nu met heel andere ogen door ons park loop. Het herinnerd me aan de tijd dat ik een huis aan het verbouwen was. Als een ekster was mijn blik destijds gericht op alles dat ik eventueel gebruiken kon. Soms gewoon wat mensen weggegooid hadden en soms op het randje van pikken. Nu bekijk ik het hout ook weer met een eksteroog: “Het wilgenhout is wel dik maar erg licht, het essenhout zaagt weer een stuk lastiger en de beuken kan ik beter maar laten staan voordat ik opgepakt word.” We zijn nu een week verder en de verzameling hout bij ons in de tuin vordert gestaag. Het beeld, dat hiervoor achter onze schutting het decor bepaalde, is verplaatst naar ons eigen terras. Als we nu door ons achterraam naar buiten kijken ziet het er nog gezellig uit ook. Nu maar hopen dat ik een bijl voor mijn verjaardag krijg.

Wouter Kramer                                                                                                        column 60, 31-12-2015

De dagen

kabouter ig

Zeven, zijn het er. Voor elke dag één. Dat weten ze zelf niet, want er werden nog helemaal geen dagen geteld. Alleen het leven kenden ze en elk van deze wezentjes heeft daar een eigen gevoel bij. Je kunt stellen dat het paste bij het karaktertje.

Zo heb je het kleine gele elfje dat, door de geringste zonnestraal opgewarmd, vanzelf een glimlachje op haar gezichtje krijgt. Het aandoenlijke wezentje krijgt iets vertederends en je wordt vrolijk als je haar ziet ronddartelen in de zon. Donkere dagen zijn voor haar een kwelling en dan trekt ze zich terug op haar plaatsje voor het raam, hoopvol, in trance, kijkend naar de plaats waar de zon tevoorschijn moet komen, wanneer het wolkendek mocht breken. Het liefst zou ze de korte winterdagen doorbrengen in een winterslaap met de zevenslapers op zolder.

Zo niet het spookwezentje met de grote ogen. Zodra de duisternis intreedt, komt dit schuchtere, bruine, trolletje uit zijn schuilplaatsje. Dansend naar de maan gaat hij het fladderende spel aan met de motjes en de vleermuizen. In volstrekte stilte danst hij de duisternis in om met volle teugen te genieten van lange donkere winteravonden. Zijn grote ogen continu wijd open om de nachtjagers in de gaten te houden. In een moment van extase bij volle maan heeft hij zijn ogen van puur plezier eens dichtgeknepen. Gelukkig werd hij die nacht weer uitgespuwd door de grote uil die hem gegrepen had. Trolletjes wassen zich nooit en zijn daardoor enorm vies.

Het derde schepseltje heeft nog nooit iemand gezien maar is altijd aanwezig. Ze wordt het gewetentje genoemd, er is geen moment dat ze er niet is. De ene keer zeer nadrukkelijk en de volgende keer sluimerend op de achtergrond. Nooit verzaakt ze, met haar tomeloze energie altijd bereid om je bij te staan. Voor de goede observeerder laat ze de kleur zien die op dat moment je kunt waarschuwen dat je beter even naar haar kan luisteren.

Dan heb je nog de mooie witte eenhoorn. De zuivere verschijning die je altijd weer naar huis terug lijdt wanneer je verdwaald bent. Heb je goed naar gewetentje geluisterd, spring dan maar bij eenhoorn op zijn rug en hij galoppeert je zo terug naar het rechte pad. Hoe ver hij ook verwijderd lijkt en niet altijd in het zicht, de eenhoorn staat paraat op elk gewenst moment.

Waar denk je aan als je aan wetenschap denkt. Een boek. Precies en daar zit boekenworm in. Met het kleine brilletje op zijn neus en zijn iets te grote hoofd zorgt dit bedaarde grijze rupsje ervoor dat je altijd terug kan grijpen op de ervaring van je voorouders. Geschiedenis en overlevering maken dat je niet steeds de zelfde fouten hoeft te maken. Desnoods vertelt boekenworm het je duizend keer. Hij vindt dat prachtig en het verveelt hem nooit. Eigenlijk vindt hij het heerlijk als er naar hem geluisterd wordt.

Verder is er één die niet ontbreken kan, omdat ze de oorsprong van alles in zich heeft. Het prachtige zeemeerminnetje met de azuurblauwe staart is in alle zeeën, meren en rivieren aanwezig en speelt met het water om de golfslag en de beweging te vieren. Als alles dreigt stil te vallen en de dans uit het leven verdwijnt, slaat ze met haar krachtige staart op het water en begint de wereld weer te draaien.

Als laatste is er nog het groene drukke kaboutertje dat veel gezien wordt met een klein pintje donker bier in zijn knuistje. Hem maakt het allemaal niet zoveel uit als hij maar in gezelschap is. Een klein kroegje heeft hij gebouwd waar het goed toeven is. Als waardig gastheer ontvangt de kleine waard met de rode koontjes alle zes van zijn medewezentjes even gastvrij en bevestigd daarmee de liefde, het respect en de vriendschap.

Wouter Kramer                                                                                                        column 59, 24-12-2015

Buren

buren

We hebben nieuwe buren naast ons gekregen. Een jong stel waarvan zij niet uit Dordrecht of zelfs de Drechtsteden komt. Dit wordt duidelijk als ze je aanspreekt. Je hoort direct dat haar afkomst onmiskenbaar ten noordwesten van ons ligt. Wanneer mijn nieuwsgierigheid te groot wordt en ik hier navraag naar doe, blijkt deze vrolijke flapuit uit IJmuiden te komen.

“Hallo buurman, de heg tussen ons staat helemaal scheef en die willen we weg hebben.” Was mijn eerste kennismaking met deze kordate jongedame. De nieuwe buurman, die achter haar staat, grijpt omzichtig in en nuanceert de eerste indruk die is ontstaan. “ik zal ons even voorstellen, wij zijn de nieuwe buren en ik zal maar meteen even vermelden dat het hart van mijn schat op haar tong ligt.” Buuv moet even lachen en beaamt dat ze de etiquette even overgeslagen heeft, maar dat dat natuurlijk niet zo bedoeld is. Haar ontwapenende lach en lichte schaamrood op de kaakjes onderstrepen haar excuus. Het is in ieder geval een bijzonder prettige verandering na onze vorige buren. Geen onaardige mensen, maar gevormd door een zeer streng Christelijk geloof beten zij nog liever hun tong af dan met ons te communiceren. Ik heb een keer meegemaakt dat de buurman op een holletje voor me uit liep om maar niet met me te hoeven praten. Ik wilde de beste man er even op attenderen dat er bij ons een tuinfeestje aan zat te komen, maar bij elke bocht die ik nam zag ik alleen de wapperende punten van zijn jas. Toen ik uiteindelijk na een vreemde achtervolging bij zijn achtertuin aankwam bleek de angsthaas verdwenen en hoorde ik de achterdeur in het slot vallen. “Stik dan lul”, dacht ik. Vanavond muziek voluit en schijt aan de buren!

Nu gaat mijn vrouw met de buuv een bakkie doen in de stad en zijn we over en weer al bij elkaar op visite geweest. Niet dat ik nu zo familiair met mijn buren hoef om te gaan, maar het is gewoon prettig als je in je directe omgeving wat aanspraak hebt. Beide waren we dat ook gewend vanuit onze eerdere buurtomgeving. Er valt ook wel winst te halen voor de toekomst van ons Nederlanders. Nu de nadruk steeds meer komt te liggen bij duurzaamheid en het delen van goederen, kun je het meest eenvoudig bij je buren terecht. Waarom moeten wij in de straat bijvoorbeeld allemaal een grote uitschuifladder hebben, terwijl we deze van elkaar kunnen lenen? Maar dat geldt natuurlijk voor zoveel spullen. Niet dat ik alles met mijn buren wil delen uiteraard. Als ik een buurman mijn vrouw vriendelijk hoor groeten en goedkeurend zie kijken dan denk ik: “nee vriend! Strikt persoonlijk!” Vroeger werd er veel van elkaar geleend in de buurt. Echter, toen iedereen het financieel beter kreeg werd alles zelf aangeschaft. De interactie in de buurt nam dan evenredig af. Als je elkaar niet meer nodig hebt leef je soms volledig langs elkaar heen. Het is dan ook voor meerdere zaken goed dat we aan de slag gaan met de saamhorigheid. Parijs is wat dat betreft nu wel even het centrum van de wereld. Als we daar, met zijn allen, de duurzaamheid omarmen dan zullen we vanzelf weer meer met elkaar gaan delen. Ik hoop dat daardoor de onderlinge verhoudingen ook normaliseren. Wij zijn er in ieder geval op vooruit gegaan met onze buren. Morgen ga ik maar eens een kopje suiker lenen bij één van mijn buurvrouwen. Je moet toch ergens beginnen nietwaar!

Wouter Kramer                                                                                                        column 58, 17-12-2015

Boek

havik

Ik heb gisteren mijn boek uitgelezen. Op zich is dat natuurlijk niet iets vreemds. Echter heb ik er alweer spijt van dat ik het, voor mijn doen, zo snel heb uitgelezen. Ik had het namelijk ook even weg kunnen leggen, zoals ik met meerdere van mijn boeken doe. Zonder enige schaamte kan ik mededelen dat ik momenteel met drie boeken bezig ben. Correctie met vier. Correctie, als ik het boek in ons huis in Frankrijk meetel, vijf. Inmiddels ligt er ook alweer een nieuw boek klaar dat enorm aan te trekt. Grote kans dat ik daar nu aan begin, voordat ik een ander boek uitlees.
Dit laatste boek hield me, met grote felgele geschubde klauwen stevig in haar greep. Ik heb dat niet vaak, nu kon ik het gewoonweg niet lang dicht laten liggen. Ten eerste trok de kaft me enorm. Een jonge Havik kijkt me zo doordringend aan alsof deze wil zeggen, “luister, ik weet dat je me ziet want ik volg je overal!” Ten tweede gaat het verhaal over de valkerij, geschiedenis en rouwverwerking. Deze ingrediënten triggeren mijn nieuwsgierigheid en beroeren mijn ziel. Daarbij lopen de drie boeiende verhalen naadloos in elkaar over, alsof ik weer in een aantal boeken tegelijk bezig ben.

Geloof me, ik heb het echt geprobeerd. Ik heb het boek omgedraaid weg gelegd, getracht geconcentreerd televisie te kijken, sudokootjes op te lossen in de krant, maar niets hielp. Continu hoorde ik het boek naar me fluisteren: “Pak me dan, als je me loslaat vlieg ik weg, volgend hoofdstuk vertel ik je waar dit vandaan komt en als je doorleest begrijp je wat ik bedoel.” Dat alles maakte mijn verlangen om te lezen onweerstaanbaar. Het voelde alsof ik een junk was. Ik moest het boek wel pakken om mijn drang te bevredigen. Nu de laatste pagina is dichtgeslagen, ben ik nog high en voel ik me rijk en wijs. Wat gaat komen is het gemis, dat weet ik zeker, ik voel het al opkomen. Daarom heb ik het snel uitlezen ook steeds geprobeerd uit te stellen. Het komt niet veel voor dat je iets in handen krijgt dat je zo enorm veel voldoening geeft. Dat wil je niet loslaten, maar het einde komt toch altijd weer in zicht. En nu dus veel sneller dan ik uiteindelijk wilde. Het moet zo zijn, het is een onderdeel van het leven. Gelukkig gaat er altijd weer een deur open als er achter je één dicht gaat.

Ik ben benieuwd of het volgende boek ook weer dat gevoel bij me oproept, of dat ik terugval in mijn oude patroon. Waarschijnlijk dat laatste, omdat ik nu misschien weet waar dat gedrag vandaan komt. Bang voor verslaving? Ondanks dat ik weet, dat angst is een slechte raadgever is, hoort het schijnbaar bij mij. Zo leer je jezelf steeds beter kennen. Het is een proces. Wanneer er een oordeel over me geveld wordt, of mijn karaktertrekjes fijntjes benadrukt worden, ben ik het daar niet altijd zomaar mee eens. Dan rijst de vraag of ik mezelf beter ken dan mijn beoordelaars. Het zal nog wat gesprekken, boeken, films en overpeinzingen nodig hebben om mezelf helemaal te leren kennen en mijn angsten te overwinnen.

Mocht je nieuwsgierig zijn naar dit boek en niet bang zijn om het in één keer uit te lezen. Oftewel, omgaan met die angst, dan kan ik het van harte aanbevelen. Onthoud dan dat de H van High, ook die van Havik is.

Wouter Kramer                                                                                                        column 57, 10-12-2015

Klanken

terphuis dordtse polder

Ik waande mij afgelopen zondag terug in mijn geliefde Dordtse polder. In het oude verlaten terphuis, midden in de uitgestrekte suikerbietenakker, probeerde ik de haard brandend te krijgen om zo mijn koude verkrampte lijf op te warmen. Urenlang had ik rondgezworven op deze stormachtige middag om, rond het “Bos van Waal”, de schuwe krakeendjes of de roerdomp te ontwaren.

Negen van de tien keer leverde het afstruinen van de ruisende rietkragen en de wilgenbossen niet veel bijzonders op, in ieder geval geen dingen die ik niet eerder gezien heb. Het is onvoorstelbaar dat je bij de derde buizerd, die machtige kapriolen uithaalt om de windstoten te pareren, al went aan de aanwezigheid van deze mooie roofvogels. Toch zijn deze wandelingen in de desolate polder, op een winterse middag, ongeëvenaard mooi. Het doet iets met je gevoel. Gure snijdende kou, flarden natte sneeuw tegen je gezicht en stekende pijnscheutjes in je handen doen je beseffen dat de elementen hier nog steeds de dienst uitmaken en je uiteindelijk dwingen om te schuilen. Het wordt dan iets survivalachtig. Ik probeer, met mijn vuurrode bevende handen, wat vochtige lucifers aan te strijken om zo omzichtig een vuurtje te stoken. Ondertussen geselt de wind de takken van de twee oude kastanjes die het huisje omzomen. Gierde fluittonen afgewisseld met klappen als van een zweep, komen van buiten naar me toe, terwijl het brandende hout begint te knisperen. Door de storm trekt de schoorsteen zo hard, dat het lijkt alsof de vlammen van het hout afgescheurd worden. Het dunne glas in de kleine ruitjes rammelt vervaarlijk en klinkt haast blikkerig, het is een kwestie van tijd totdat er één sneuvelt. Ik kan het bekende gerinkel van brekend glas al horen voordat het zover is. Als later de gele vlammen langzaam de invallende duisternis proberen te verjagen, kom ik tot rust. Lange bewegende schaduwen maken de kleine ruimte levendig en de zalvende warmte maakt me loom. Nu voel ik pas echt, wat deze afgelopen uren van me gevergd hebben. Ik doe mijn ogen dicht en door de bulderende storm heen hoor ik een kraai krassen. Zijn klaagzang sterft een langzame dood in de harde wind. Het wordt opgevolgd door het dwarrelende gekwetter van een zwermpje staartmezen, die neergestreken moeten zijn in de oude kastanje. Als een boei op zee moet deze boom redding gebracht hebben voor de kleine weggewaaide pluizenbollen. In gedachten zie ik ze fel heen en weer geschud worden terwijl ze zich stevig vastklampen aan dunne takjes. “Speels gemak” staat in mijn beleving centraal als ik aan vogels denk, zeker wanneer het stormt. Eenmaal huiswaarts zie ik een slechtvalk windkracht negen trotseren en duidelijk het pleit, zonder enige angst of moeite, voor zich winnen. Er is zeker geen behoefte om te schuilen. Nee, speelkwartier in het zwerk. Het is met volle teugen genieten voor de valk. En voor mij? Enige vorm van jaloezie kan ik niet onderdrukken.

Dan stoppen de geluiden en valt er een stilte. Een uur heb ik bij mijn zus thuis op een mat gelegen om een klankschaalmassage te ondergaan. Rustig ontwaak ik uit mijn sluimertoestand. De sessie is beëindigd. Alle zintuigen zijn zojuist geprikkeld en de klanken hebben een beeld geschapen uit mijn herinneringen. Na een kopje kruidenthee vraagt ze of ik nog een engelenkaart wil trekken. Waarom niet, bedenk ik mezelf. “En? Ga je dit nog met me delen?” Ik lees voor; Vreugde – Bezieling –  Passie.

Wouter Kramer                                                                                                        column 56, 03-12-2015