Maandelijks archief: januari 2016

INSPIRATIE

writersblog1

Wekelijks een stukje schrijven. Hoe werkt het voor mij? Eigenlijk is het schriftelijk communiceren en schrijven iets dat me de afgelopen tijd goed afging. Gek gezegd vind ik het bijvoorbeeld makkelijker dan lezen. Ik denk dat het te maken heeft met mijn onrust. Ik ben snel afgeleid en kan de concentratie niet lang vasthouden. Op dit moment ben ik dan ook weer even klaar met dit stukje en sluit deze alinea af. Alleen nog even opslaan. De kop is er af en ik ga even wat anders doen.

Zo. Terug achter mijn toetsenbord. Maar ik weet eigenlijk niet wat ik moet opschrijven. Ik heb het momenteel erg druk. Op het werk is het volle vaart vooruit en privé gebeurt er ook genoeg. Op zich ligt me dat wel, alleen moet ik wel in de gaten houden dat ik niet te veel hooi op mijn vork neem. Dan stijgt de druk en word ik een soort snelkookpan waarvan het overdrukventiel verstopt zit. Mijn vrouw merkt dit meestal als eerste en een gesprongen adertje in mijn oog, of wat rusteloze nachten, zijn voor haar een teken aan de wand. Ergens vermoedt zij dat ik, net als een vrouw, een periodieke hormonenwisseling heb. Alleen dan met een cyclus van, pak hem beet, een kwartaal. Klinkklare onzin uiteraard en vrouwenpraat. Gewoon een beetje stress af en toe, dat is alles. Schrijven werkt voor mij, in dezen, therapeutisch. Dit heb ik voor het eerst ontdekt door verdriet en ellende van me af te schrijven in heel moeilijke omstandigheden. Voordat ik deze milde ontladingsvariant ontdekt had, was er een tijd waarbij ik dat soort frustraties van me afschreeuwde. Dat bleef niet geheel onopgemerkt en ondanks dat het mij opluchtte, was de omgeving daar niet altijd even blij mee.

Nu ben ik deze week dus door de omstandigheden een beetje opgedroogd. Te druk, geen tijd, geen fut. Oftewel, geen inspiratie! Altijd heb ik gedurende de week wel een moment dat ik een column voel opkomen, maar nu is er geen zaadje gepland. Mijn notitieboekje is leeg gebleven en ondanks dat er wel iets door mijn hoofd spookte, is het niet blijven hangen. Hoe dien ik nu toch iets op papier te krijgen waardoor ik mijn wekelijkse stukje proza kan overleggen? Goed beschouwd heb ik totaal geen verplichting. Ik ben aan niemand hiertoe iets verschuldigd. Toch is het vrijwillige karakter van mijn, uit de hand gelopen, hobby er eigenlijk een beetje af, nu ik het binnen een serieus ontstane groep lezers verspreid. Daar moet ik niet moeilijk over doen, want het vervult mijn behoefte tot erkenning. Ik heb het eerder gemeld: “ik heb een streelbaar ego”. Waar de drijfveer ook vandaan komt, ik heb vanuit mijn karakter wel een stok achter de deur nodig om consequent te zijn. Dat is de onrust, troost ik mijn geweten. Misschien ben ik wel gewoon lui? Die beoordeling laat ik liever aan een ander, maar vertel het me vooral niet. Ik zou nu gewoon even een week kunnen overslaan, dat heb ik wel meer gedaan als ik op vakantie was. Geen probleem, niemand die hier iets van gaat zeggen. Het gevaar echter zit in het feit, dat dan het gemak er insluipt en de stok achter de deur weggehaald is. Ik ken mezelf! Een excuus is snel gevonden. Daarbij kan ik het ook nog eens goed verkopen, ook aan mezelf. Indien ik nu mijn schouders er even onderzet en me druk maak, vind ik heus wel voldoende energie en aanknopingspunten voor een goed verhaal. Toch laat ik het even zo, het is goed. Bekijk het allemaal maar! Volgende keer beter. Tijd voor de Writer’s Tears whisky.

Wouter Kramer                                                                                                      Column 62, 28-01-2016

Buitenaards

computer voor dummie

Ik word met mijn neus op de nieuwe tijd gedrukt. Ik zit nu bijvoorbeeld achter mijn computer. Tenminste, dit is eigenlijk gewoon een schrijfblok. Het toetsenbord, beeldscherm en de muis die ik tot mijn beschikking heb, zijn niet van mij. Noch heb ik invloed op het programma waar ik mee werk en beheers ik alleen de truckjes die mij aangeleerd zijn. Ik log ’s morgens middels een code in en dan kom ik via een externe server in een programma dat voor me afgekaderd is. Ik kan niet buiten de lijntjes lopen en Big Brother is watching me. Dat is misschien maar goed ook, want als ik me met de programmatuur zou moeten bemoeien of wanneer ik iets zou moeten herstellen na het bezoek aan een obscuur websijtje dan ben ik reddeloos verloren en totaal niet productief meer voor de baas!

Vroeger, toen ik mijn aversie, lees angst, voorbij was en mijn eerste PC aanschafte, heb ik er nog een cursus tegenaan gesmeten. “Omgang met de PC.” Het certificaat zit gewoon tussen mijn diploma’s. En terecht! Het is één van mijn moeilijkst behaalde getuigschriften. Ik weet nog goed dat ik met die verdomde muis dat irritante pijltje op geen enkele wijze op het beoogde doel stil kreeg. Ik voelde me een gefrustreerde kat die achter een stuiterbal aan sjeesde. Het beeldscherm dat ik voor me had was zwart met groene letters en beeldjes. Begrippen als rom, ram en dos kwamen voorbij en ik kreeg een slap soort singletje in mijn handen gedrukt om in de ratelende kast te laten verdwijnen. Heel Amerikaans klonk het allemaal “floppy disc” en “insert file”. Door een buurman op de dijk, waar ik destijds woonde, werd ik, na meerdere keren vastgelopen te zijn, verder wegwijs gemaakt in deze voor mij onbegrijpelijke materie. Ik heb momenten gehad dat ik deze ietwat corpulente medemens er van verdacht, dat hij ’s nachts contact had met buitenaards leven. Hoe kon het toch zijn dat deze traag ogende timmerman dit wonder der techniek volledig in en uit elkaar kon halen en ook nog eens alle vormen van verbindingen en mogelijkheden van de nieuwe digitale wereld beheerste. Wat zeg ik? Hij was een tovenaar! Ik heb hem weleens om zes uur in de ochtend bij mij weg moeten sturen terwijl zijn ogen haast licht gaven en hij mij gemeen sissend vertelde dat ik geduld moest hebben omdat hij bijna klaar was met een volledige update van mijn hopeloos verouderde PC. Ik heb het apparaat daarna dagen niet meer aangeraakt omdat ik bang was dat ik, in mijn onnozelheid, zijn werk zou vernietigen. Na een weekje durfde ik weer voorzichtig Tetris te spelen.

Ik weet, als product van mijn generatie, nog redelijk veel van onder andere natuur, geschiedenis en techniek. Kortom, ik kan gerust zeggen dat ik een redelijke algemene kennis heb. Deels opgedrongen door verplichte vakken op school, deels door interactie met de medemens en een brede interesse. Wat me laatst overkwam was dus een vreemde gewaarwording. Ik kon niet met de mensen om me heen meepraten, laat staan meedoen. Onze kinderen bespraken wat computeropties en toonden enkele trailers van games, waarbij me gevraagd werd wat ik er van vond en of ik even de controller wilde bedienen. De ballen verstand heb ik er van en ik moest afhaken. Over ballen gesproken, ik verdenk mijn voormalige buurman ervan dat hij, in opdracht, stiekem met ons genetisch materiaal heeft zitten kloten op zijn zolderkamertje. Er loopt een generatie marsmannetjes rond tegenwoordig.

Wouter Kramer                                                                                                      Column 61, 07-01-2016

e.t. phone home

De ekster

eksterhoutkachel

Afgelopen week lag er, voor mij, een cadeautje onder de boom, waar ik als nordmannetje spontaan mijn naalden van zou verliezen. Het kan er dus niet lang gelegen hebben aan de staat van het sparretje te zien. Want het liefdevol opgetuigde naaldboompje stond bij onze dochter en schoonzoon, in hun appartementje aan de Lange IJzerenbrugstraat, nog mooi te pronken. We hadden ons daar als gezin verzameld om eerste kerstdag te vieren en presentjes uit te wisselen. Ondanks de prachtige verpakking liet de vorm van dit kerstgeschenk namelijk niet veel aan de verbeelding over. Het onmiskenbare handvat en het tapse dunne, maar stevige, blad deed mijn gespeelde nieuwsgierigheid overkomen als een slecht geacteerde toneelvoorstelling. Dit gold overigens niet voor de Kerstman die verantwoordelijk was voor de aanschaf van dit cadeau. Duidelijk vissend naar een goedkeuring over zijn keuze, liet zoonlief, tussen neus en lippen door, even merken dat hij hier over nagedacht had. Na een bevestigend knipoogje, met de mededeling dat ik nu geen scherpe zaag meer hoefde te lenen, glundert dit Kerstmannetje van oor tot oor. Geven is wat dat betreft altijd weer net zo fijn als ontvangen.

De dag erop ben ik met mijn nieuwe aanwinst, bij ons in Zuidhoven, fluitend het park in gewandeld. Quasi nonchalant de bloedscherpe zaag onder mijn oksel geklemd, als ware het de normaalste zaak van de wereld dat je met dit stuk gereedschap een ommetje maakt. Overigens zijn mijn vrouw en ik, sinds we een houtkacheltje hebben, toch al een aparte verschijning in de buurt. Tijdens het uitlaten van de hond verzameld zij stokken die elk ander persoon weer weggooit als ze hun hond uitlaten. Zo niet mijn vrouw. Het heeft trouwens ook helemaal geen zin. Onze hond is volkomen onbekend met het concept “apporteren”. Dit tot verdriet van ons gezin, de vreemde blik in de ogen van het beestje als er een stok wordt weggegooid geeft absoluut geen hoop voor de toekomst wat dat betreft. Onze viervoeter is eigenlijk alleen maar bezig met; plasje, drolletje en snel terug naar de bank op de schoot bij de bazin. Onverschillig over de vreemde blikken uit de buurt komt mijn vrouw sinds kort thuis met armen vol aanmaakhout. Ik pak het nu dus anders aan. Een lullig takje is aan mij niet besteed. Als volleerd lumberjack houd ik huis in ons park. Keken de buren al vreemd naar mijn vrouw, dan staan ze nu perplex als ik vriendelijk groetend voorbij loop met een enorme boomstam op mijn schouder en dat een keer of tien. Niemand die hier iets over zegt trouwens, of dat dit uit verbazing, beleefdheid of angst is, laat ik maar even in het midden. Ik merk dat ik nu met heel andere ogen door ons park loop. Het herinnerd me aan de tijd dat ik een huis aan het verbouwen was. Als een ekster was mijn blik destijds gericht op alles dat ik eventueel gebruiken kon. Soms gewoon wat mensen weggegooid hadden en soms op het randje van pikken. Nu bekijk ik het hout ook weer met een eksteroog: “Het wilgenhout is wel dik maar erg licht, het essenhout zaagt weer een stuk lastiger en de beuken kan ik beter maar laten staan voordat ik opgepakt word.” We zijn nu een week verder en de verzameling hout bij ons in de tuin vordert gestaag. Het beeld, dat hiervoor achter onze schutting het decor bepaalde, is verplaatst naar ons eigen terras. Als we nu door ons achterraam naar buiten kijken ziet het er nog gezellig uit ook. Nu maar hopen dat ik een bijl voor mijn verjaardag krijg.

Wouter Kramer                                                                                                        column 60, 31-12-2015

De dagen

kabouter ig

Zeven, zijn het er. Voor elke dag één. Dat weten ze zelf niet, want er werden nog helemaal geen dagen geteld. Alleen het leven kenden ze en elk van deze wezentjes heeft daar een eigen gevoel bij. Je kunt stellen dat het paste bij het karaktertje.

Zo heb je het kleine gele elfje dat, door de geringste zonnestraal opgewarmd, vanzelf een glimlachje op haar gezichtje krijgt. Het aandoenlijke wezentje krijgt iets vertederends en je wordt vrolijk als je haar ziet ronddartelen in de zon. Donkere dagen zijn voor haar een kwelling en dan trekt ze zich terug op haar plaatsje voor het raam, hoopvol, in trance, kijkend naar de plaats waar de zon tevoorschijn moet komen, wanneer het wolkendek mocht breken. Het liefst zou ze de korte winterdagen doorbrengen in een winterslaap met de zevenslapers op zolder.

Zo niet het spookwezentje met de grote ogen. Zodra de duisternis intreedt, komt dit schuchtere, bruine, trolletje uit zijn schuilplaatsje. Dansend naar de maan gaat hij het fladderende spel aan met de motjes en de vleermuizen. In volstrekte stilte danst hij de duisternis in om met volle teugen te genieten van lange donkere winteravonden. Zijn grote ogen continu wijd open om de nachtjagers in de gaten te houden. In een moment van extase bij volle maan heeft hij zijn ogen van puur plezier eens dichtgeknepen. Gelukkig werd hij die nacht weer uitgespuwd door de grote uil die hem gegrepen had. Trolletjes wassen zich nooit en zijn daardoor enorm vies.

Het derde schepseltje heeft nog nooit iemand gezien maar is altijd aanwezig. Ze wordt het gewetentje genoemd, er is geen moment dat ze er niet is. De ene keer zeer nadrukkelijk en de volgende keer sluimerend op de achtergrond. Nooit verzaakt ze, met haar tomeloze energie altijd bereid om je bij te staan. Voor de goede observeerder laat ze de kleur zien die op dat moment je kunt waarschuwen dat je beter even naar haar kan luisteren.

Dan heb je nog de mooie witte eenhoorn. De zuivere verschijning die je altijd weer naar huis terug lijdt wanneer je verdwaald bent. Heb je goed naar gewetentje geluisterd, spring dan maar bij eenhoorn op zijn rug en hij galoppeert je zo terug naar het rechte pad. Hoe ver hij ook verwijderd lijkt en niet altijd in het zicht, de eenhoorn staat paraat op elk gewenst moment.

Waar denk je aan als je aan wetenschap denkt. Een boek. Precies en daar zit boekenworm in. Met het kleine brilletje op zijn neus en zijn iets te grote hoofd zorgt dit bedaarde grijze rupsje ervoor dat je altijd terug kan grijpen op de ervaring van je voorouders. Geschiedenis en overlevering maken dat je niet steeds de zelfde fouten hoeft te maken. Desnoods vertelt boekenworm het je duizend keer. Hij vindt dat prachtig en het verveelt hem nooit. Eigenlijk vindt hij het heerlijk als er naar hem geluisterd wordt.

Verder is er één die niet ontbreken kan, omdat ze de oorsprong van alles in zich heeft. Het prachtige zeemeerminnetje met de azuurblauwe staart is in alle zeeën, meren en rivieren aanwezig en speelt met het water om de golfslag en de beweging te vieren. Als alles dreigt stil te vallen en de dans uit het leven verdwijnt, slaat ze met haar krachtige staart op het water en begint de wereld weer te draaien.

Als laatste is er nog het groene drukke kaboutertje dat veel gezien wordt met een klein pintje donker bier in zijn knuistje. Hem maakt het allemaal niet zoveel uit als hij maar in gezelschap is. Een klein kroegje heeft hij gebouwd waar het goed toeven is. Als waardig gastheer ontvangt de kleine waard met de rode koontjes alle zes van zijn medewezentjes even gastvrij en bevestigd daarmee de liefde, het respect en de vriendschap.

Wouter Kramer                                                                                                        column 59, 24-12-2015

Buren

buren

We hebben nieuwe buren naast ons gekregen. Een jong stel waarvan zij niet uit Dordrecht of zelfs de Drechtsteden komt. Dit wordt duidelijk als ze je aanspreekt. Je hoort direct dat haar afkomst onmiskenbaar ten noordwesten van ons ligt. Wanneer mijn nieuwsgierigheid te groot wordt en ik hier navraag naar doe, blijkt deze vrolijke flapuit uit IJmuiden te komen.

“Hallo buurman, de heg tussen ons staat helemaal scheef en die willen we weg hebben.” Was mijn eerste kennismaking met deze kordate jongedame. De nieuwe buurman, die achter haar staat, grijpt omzichtig in en nuanceert de eerste indruk die is ontstaan. “ik zal ons even voorstellen, wij zijn de nieuwe buren en ik zal maar meteen even vermelden dat het hart van mijn schat op haar tong ligt.” Buuv moet even lachen en beaamt dat ze de etiquette even overgeslagen heeft, maar dat dat natuurlijk niet zo bedoeld is. Haar ontwapenende lach en lichte schaamrood op de kaakjes onderstrepen haar excuus. Het is in ieder geval een bijzonder prettige verandering na onze vorige buren. Geen onaardige mensen, maar gevormd door een zeer streng Christelijk geloof beten zij nog liever hun tong af dan met ons te communiceren. Ik heb een keer meegemaakt dat de buurman op een holletje voor me uit liep om maar niet met me te hoeven praten. Ik wilde de beste man er even op attenderen dat er bij ons een tuinfeestje aan zat te komen, maar bij elke bocht die ik nam zag ik alleen de wapperende punten van zijn jas. Toen ik uiteindelijk na een vreemde achtervolging bij zijn achtertuin aankwam bleek de angsthaas verdwenen en hoorde ik de achterdeur in het slot vallen. “Stik dan lul”, dacht ik. Vanavond muziek voluit en schijt aan de buren!

Nu gaat mijn vrouw met de buuv een bakkie doen in de stad en zijn we over en weer al bij elkaar op visite geweest. Niet dat ik nu zo familiair met mijn buren hoef om te gaan, maar het is gewoon prettig als je in je directe omgeving wat aanspraak hebt. Beide waren we dat ook gewend vanuit onze eerdere buurtomgeving. Er valt ook wel winst te halen voor de toekomst van ons Nederlanders. Nu de nadruk steeds meer komt te liggen bij duurzaamheid en het delen van goederen, kun je het meest eenvoudig bij je buren terecht. Waarom moeten wij in de straat bijvoorbeeld allemaal een grote uitschuifladder hebben, terwijl we deze van elkaar kunnen lenen? Maar dat geldt natuurlijk voor zoveel spullen. Niet dat ik alles met mijn buren wil delen uiteraard. Als ik een buurman mijn vrouw vriendelijk hoor groeten en goedkeurend zie kijken dan denk ik: “nee vriend! Strikt persoonlijk!” Vroeger werd er veel van elkaar geleend in de buurt. Echter, toen iedereen het financieel beter kreeg werd alles zelf aangeschaft. De interactie in de buurt nam dan evenredig af. Als je elkaar niet meer nodig hebt leef je soms volledig langs elkaar heen. Het is dan ook voor meerdere zaken goed dat we aan de slag gaan met de saamhorigheid. Parijs is wat dat betreft nu wel even het centrum van de wereld. Als we daar, met zijn allen, de duurzaamheid omarmen dan zullen we vanzelf weer meer met elkaar gaan delen. Ik hoop dat daardoor de onderlinge verhoudingen ook normaliseren. Wij zijn er in ieder geval op vooruit gegaan met onze buren. Morgen ga ik maar eens een kopje suiker lenen bij één van mijn buurvrouwen. Je moet toch ergens beginnen nietwaar!

Wouter Kramer                                                                                                        column 58, 17-12-2015

Boek

havik

Ik heb gisteren mijn boek uitgelezen. Op zich is dat natuurlijk niet iets vreemds. Echter heb ik er alweer spijt van dat ik het, voor mijn doen, zo snel heb uitgelezen. Ik had het namelijk ook even weg kunnen leggen, zoals ik met meerdere van mijn boeken doe. Zonder enige schaamte kan ik mededelen dat ik momenteel met drie boeken bezig ben. Correctie met vier. Correctie, als ik het boek in ons huis in Frankrijk meetel, vijf. Inmiddels ligt er ook alweer een nieuw boek klaar dat enorm aan te trekt. Grote kans dat ik daar nu aan begin, voordat ik een ander boek uitlees.
Dit laatste boek hield me, met grote felgele geschubde klauwen stevig in haar greep. Ik heb dat niet vaak, nu kon ik het gewoonweg niet lang dicht laten liggen. Ten eerste trok de kaft me enorm. Een jonge Havik kijkt me zo doordringend aan alsof deze wil zeggen, “luister, ik weet dat je me ziet want ik volg je overal!” Ten tweede gaat het verhaal over de valkerij, geschiedenis en rouwverwerking. Deze ingrediënten triggeren mijn nieuwsgierigheid en beroeren mijn ziel. Daarbij lopen de drie boeiende verhalen naadloos in elkaar over, alsof ik weer in een aantal boeken tegelijk bezig ben.

Geloof me, ik heb het echt geprobeerd. Ik heb het boek omgedraaid weg gelegd, getracht geconcentreerd televisie te kijken, sudokootjes op te lossen in de krant, maar niets hielp. Continu hoorde ik het boek naar me fluisteren: “Pak me dan, als je me loslaat vlieg ik weg, volgend hoofdstuk vertel ik je waar dit vandaan komt en als je doorleest begrijp je wat ik bedoel.” Dat alles maakte mijn verlangen om te lezen onweerstaanbaar. Het voelde alsof ik een junk was. Ik moest het boek wel pakken om mijn drang te bevredigen. Nu de laatste pagina is dichtgeslagen, ben ik nog high en voel ik me rijk en wijs. Wat gaat komen is het gemis, dat weet ik zeker, ik voel het al opkomen. Daarom heb ik het snel uitlezen ook steeds geprobeerd uit te stellen. Het komt niet veel voor dat je iets in handen krijgt dat je zo enorm veel voldoening geeft. Dat wil je niet loslaten, maar het einde komt toch altijd weer in zicht. En nu dus veel sneller dan ik uiteindelijk wilde. Het moet zo zijn, het is een onderdeel van het leven. Gelukkig gaat er altijd weer een deur open als er achter je één dicht gaat.

Ik ben benieuwd of het volgende boek ook weer dat gevoel bij me oproept, of dat ik terugval in mijn oude patroon. Waarschijnlijk dat laatste, omdat ik nu misschien weet waar dat gedrag vandaan komt. Bang voor verslaving? Ondanks dat ik weet, dat angst is een slechte raadgever is, hoort het schijnbaar bij mij. Zo leer je jezelf steeds beter kennen. Het is een proces. Wanneer er een oordeel over me geveld wordt, of mijn karaktertrekjes fijntjes benadrukt worden, ben ik het daar niet altijd zomaar mee eens. Dan rijst de vraag of ik mezelf beter ken dan mijn beoordelaars. Het zal nog wat gesprekken, boeken, films en overpeinzingen nodig hebben om mezelf helemaal te leren kennen en mijn angsten te overwinnen.

Mocht je nieuwsgierig zijn naar dit boek en niet bang zijn om het in één keer uit te lezen. Oftewel, omgaan met die angst, dan kan ik het van harte aanbevelen. Onthoud dan dat de H van High, ook die van Havik is.

Wouter Kramer                                                                                                        column 57, 10-12-2015

Klanken

terphuis dordtse polder

Ik waande mij afgelopen zondag terug in mijn geliefde Dordtse polder. In het oude verlaten terphuis, midden in de uitgestrekte suikerbietenakker, probeerde ik de haard brandend te krijgen om zo mijn koude verkrampte lijf op te warmen. Urenlang had ik rondgezworven op deze stormachtige middag om, rond het “Bos van Waal”, de schuwe krakeendjes of de roerdomp te ontwaren.

Negen van de tien keer leverde het afstruinen van de ruisende rietkragen en de wilgenbossen niet veel bijzonders op, in ieder geval geen dingen die ik niet eerder gezien heb. Het is onvoorstelbaar dat je bij de derde buizerd, die machtige kapriolen uithaalt om de windstoten te pareren, al went aan de aanwezigheid van deze mooie roofvogels. Toch zijn deze wandelingen in de desolate polder, op een winterse middag, ongeëvenaard mooi. Het doet iets met je gevoel. Gure snijdende kou, flarden natte sneeuw tegen je gezicht en stekende pijnscheutjes in je handen doen je beseffen dat de elementen hier nog steeds de dienst uitmaken en je uiteindelijk dwingen om te schuilen. Het wordt dan iets survivalachtig. Ik probeer, met mijn vuurrode bevende handen, wat vochtige lucifers aan te strijken om zo omzichtig een vuurtje te stoken. Ondertussen geselt de wind de takken van de twee oude kastanjes die het huisje omzomen. Gierde fluittonen afgewisseld met klappen als van een zweep, komen van buiten naar me toe, terwijl het brandende hout begint te knisperen. Door de storm trekt de schoorsteen zo hard, dat het lijkt alsof de vlammen van het hout afgescheurd worden. Het dunne glas in de kleine ruitjes rammelt vervaarlijk en klinkt haast blikkerig, het is een kwestie van tijd totdat er één sneuvelt. Ik kan het bekende gerinkel van brekend glas al horen voordat het zover is. Als later de gele vlammen langzaam de invallende duisternis proberen te verjagen, kom ik tot rust. Lange bewegende schaduwen maken de kleine ruimte levendig en de zalvende warmte maakt me loom. Nu voel ik pas echt, wat deze afgelopen uren van me gevergd hebben. Ik doe mijn ogen dicht en door de bulderende storm heen hoor ik een kraai krassen. Zijn klaagzang sterft een langzame dood in de harde wind. Het wordt opgevolgd door het dwarrelende gekwetter van een zwermpje staartmezen, die neergestreken moeten zijn in de oude kastanje. Als een boei op zee moet deze boom redding gebracht hebben voor de kleine weggewaaide pluizenbollen. In gedachten zie ik ze fel heen en weer geschud worden terwijl ze zich stevig vastklampen aan dunne takjes. “Speels gemak” staat in mijn beleving centraal als ik aan vogels denk, zeker wanneer het stormt. Eenmaal huiswaarts zie ik een slechtvalk windkracht negen trotseren en duidelijk het pleit, zonder enige angst of moeite, voor zich winnen. Er is zeker geen behoefte om te schuilen. Nee, speelkwartier in het zwerk. Het is met volle teugen genieten voor de valk. En voor mij? Enige vorm van jaloezie kan ik niet onderdrukken.

Dan stoppen de geluiden en valt er een stilte. Een uur heb ik bij mijn zus thuis op een mat gelegen om een klankschaalmassage te ondergaan. Rustig ontwaak ik uit mijn sluimertoestand. De sessie is beëindigd. Alle zintuigen zijn zojuist geprikkeld en de klanken hebben een beeld geschapen uit mijn herinneringen. Na een kopje kruidenthee vraagt ze of ik nog een engelenkaart wil trekken. Waarom niet, bedenk ik mezelf. “En? Ga je dit nog met me delen?” Ik lees voor; Vreugde – Bezieling –  Passie.

Wouter Kramer                                                                                                        column 56, 03-12-2015

Calvijn

johannes Calvijn

Zuinig, dat komt bij mij naar boven als ik aan Johannes Calvijn denk. Deze, van origine, roomskatholiek nam afstand van de pauselijke pracht en praal en predikte in de middeleeuwen de soberheid. Het werd reformatie genoemd en dat houdt een hervorming in met als doel dat iets weer wordt zoals vroeger. En vroeger was alles beter, toch? Protestant gereformeerd. Duidelijke verwijzingen naar rebellie uit onvrede, bedoeld om een machtspatroon te doorbreken. Terug naar de basis. Dat dit niet zonder slag of stoot gegaan is weten we in ons achterhoofd wel, als we denken aan de beeldenstorm en de inquisitie. Calvijn beschreef zijn ideeën vanuit een humanistische gedachte. In die overtuiging heeft hij met zijn goede bedoelingen, op perkament geïnkt, getracht het menselijke in het geloof terug te krijgen. Een betere verdeling van al dat god geschapen heeft. Heldere afspraken over verdeling en gelijke rechten en plichten. “Wij zijn geen bezitters maar uitdelers” is een uitspraak van deze theoloog. Helaas heeft het ook tot extreme gelovigheid geleid en extremisme is niet vernieuwend maar juist dogmatisch doorgeslagen. Het is ongelooflijk paradoxaal, dat de geschiedenis zich nu schijnbaar weer herhaalt als je naar de laatste ontwikkelingen in de wereld kijkt. Laten we hopen dat deze cirkel een keer doorbroken wordt.

Volgens sommige historici heeft Calvijn het kapitalisme ingeluid. Hij achtte het rekenen van rente geoorloofd en predikte waarden als spaarzaamheid en vlijt. Als gevolg van het duidelijk nakomen van wat je afspreekt en versimpeling van de regels en deze goed documenteren, is met name de handel in de Nederlanden behoorlijk opgebloeid. Dit gedachtegoed vond in de gewesten boven de rivieren een vruchtbare bodem. De protestanten verdrongen de katholieken uit de polders en de steden. Het staat nu symbool voor de nuchtere Hollandse mentaliteit. Dordrecht was ook lang een sobere stad.

Vanwaar deze intro? Wel, ik sprak van de week mijn zus. Haar schoonmoeder is onlangs overleden. Ze vertelde me dat, net als onze eigen moeder, er met deze generatie vrouwen toch een apart soort Nederlanders verdwijnt. Ondanks allerlei verschillende geloofsbelijdenissen en windstreken kun je volgens haar deze hele generatie gerust calvinistisch noemen. Zuinigheid met vlijt, doe maar gewoon dan doe je gek genoeg en als je voor een dubbeltje geboren bent dan word je nooit een kwartje. Dit zijn gezegden die golden als leidraad voor je bestaan. Nederigheid, zuinigheid en ijver zat er in gebakken. Hongersnood en doodsangst tijdens de oorlog maakt ook wel nederig, lijkt mij. Wat zo typerend was aan onze ouders is dat alles gespaard en bewaard werd. Dozen met zegeltjes en diverse piekpijpen, voorraadkasten waar spullen opgestapeld werden waar nog geen uiterste houdbaarheidsdatum op stond. Weggooien was verboden. Norit werd dus nog veel verkocht! Verder werd alles dat overbleef zorgvuldig meegenomen. Suikerzakjes, melkcupjes, rietjes, hele bakken nasi enz. Alles verdween, onbeschaamd, in de onafscheidelijke schoudertas en nergens kon je lekkerder eten of drinken dan waar het goedkoop of veel was. Bij een duur restaurant of café viel de smaak toch altijd tegen en kwamen we vervolgens nooit meer terug. Maar, als we voor een dubbeltje op de eerste rang zaten, dan was het smullen en konden onze zuinige moeders intens genieten van geluk.

Wouter Kramer                                                                                                        column 55, 26-11-2015

zuinigheid

Alles went

alles went behalve1

…….behalve een vent. Dat is wat ik hier en daar wel eens hoor als ik me in vrouwelijk gezelschap bevind. Dat kunnen alleen zij bepalen neem ik aan. Hoewel er uiteraard ook mannen zijn die aan de grillen van een vent moeten wennen. Maar daar kan ik me niet helemaal in verplaatsen, dus dat laat ik hier gemakshalve maar even buiten beschouwing.

De veronderstelling, dat wij een lastig te beheersen verschijnsel zijn, doet vermoeden dat de overige zaken daarbij, voor vrouwen, een peulenschil zijn. Tenslotte alles, maar dan ook alles went! En er komen toch behoorlijk wat uitdagingen op hun levenspad voorbij. Wellicht ervaren vrouwen dit, in het licht beschenen van een relatie met een man, wel als een verademing. Hier wordt in mijn beleving wel een eigen graf gegraven. In zekere zin bewijzen wij mannen daarmee de vrouwen dus eigenlijk een grote dienst. Ik kan me namelijk wel een aantal zaken voor de geest halen waar ik als vrouw niet zomaar even overheen zou stappen. Desalniettemin went dit alles dus. Nu ben ik opgegroeid in een gezin met een moeder, twee oma’s, vier zussen en tientallen tantes en nichten. En weet dus uit ervaring dat klagen iets is dat erbij hoort. Wat me nu vreemd in de oren klinkt is, dat de onderwerpen van de klaagzang dus altijd over de onvolkomenheden van mannen of jongens zou moeten gaan. Niets is minder waar. Sterker nog, menigmaal diende er uitgehuild te worden tegen de brede schouder van een man en ook een luisterend oor bevond zich vaak aan een mannenhoofd. Met andere woorden; de vrouw went helemaal niet aan de ongemakken, pijnen en teleurstellingen van het leven. Het gezeur is misschien zelfs wel terecht!

Deze constatering zet me aan het denken. Ik ging er voetstoots vanuit dat de uitspraak: ”Alles went, behalve een vent” voor mannen, in deze door mij beoordeelde context, een negatief karakter heeft. Dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn! Het ligt zelfs meer voor de hand dat het juist als positief punt aangehaald wordt. Men kan het beter interpreteren in de trant van; Het valt voor ons vrouwen allemaal niet mee, maar we gaan nu eenmaal om met onze repeterende ongemakken en pijnen. Hadden wij dit als vrouwen helemaal op onszelf moeten doorstaan, dan waren we als lemmingen van de rots afgesprongen. Gelukkig zijn mannen geen terugkerend ongemak en dus niet saai, voorspelbaar of pijnlijk. Nee, mannen zijn juist de rotsen in de branding en staan paraat op het moment dat je het niet meer verwacht. Tevens zijn ze er alleen als je ze het hardst nodig hebt. Daarbuiten heb je er geen ene klote aan en gaan ze hun eigen weg. Als brandweermannen in een kazerne, verzamelen ze zich in kantines en kroegen, om al kaartspelend en slap ouwehoerend de tijd te doden. Echter, wanneer de alarmbellen gaan rinkelen, dan nemen ze direct hun reddende taak op zich om hun eega’s bij te staan. Deze meerwaarde is ongeëvenaard, ongedefinieerd en onberekenbaar. Wij mannen zijn derhalve zo enorm belangrijk in hun leven, dat aan deze gelukzaligheid en houvast vrouwen nooit en te nimmer zullen, kunnen en willen wennen. Het enige dat nog ontbreekt, is een one-liner die de belangrijke rol van de vrouw voor de man benadrukt. Ik weet deze zo gauw niet te benoemen en daag vooral de vrouwen bij deze uit.

Wouter Kramer                                                                                                        column 54, 19-11-2015

Twee petten

het recht

“De rechters linkerhand beeft en weet niet wat de rechter doet.” Dat klinkt logisch maar is toch voor meerdere uitleg vatbaar. Het is uit een lied van Herman van Veen, dat ik me herinner uit mijn jeugd. Het gaat over helden en ik weet nog wel dat het indruk op me maakte. Mijn vader kwam regelmatig thuis met LP’s waar hijzelf stevig van onder de indruk was. Het witte album van de Beatles, Robert Long, Cornelis Vreeswijk en Herman van Veen. Allemaal met teksten, die je tot nadenken aanzet.

Nu zat ik van de week dus, met mijn collega, bij van der Valk in de lobby ineens met een rechter te praten. Dat is een aparte gewaarwording! Deze bijzondere verschijning is namelijk ook advocaat en behartigd voor ons zakelijk de belangen. De beste man is, ondanks zijn toegankelijkheid, duidelijk uit ander hout gesneden dan mijn collega en ik. Wat naar voren komt is “oud geld” ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat zijn familie, al generaties lang, goed in de slappe was zit. De kleine aardappel in de keel, waarlangs mooie volzinnen en dure woorden ontsnappen, doet de rest. Volgens mijn collega ziet de aristocraat er deze keer opvallend gewoontjes uit. In eerdere ontmoetingen heeft hij al diverse malen versteld gestaan over de uitdossing van de man. Memphis Depay kan dan nog niet eens in de schaduw staan van deze bon vivant. De kleurcombinaties schijnen pijn te doen aan je ogen en kunnen alleen gedragen worden door een man met enorm veel zelfvertrouwen en flair. De rechtsdienaar is van middelbare leeftijd. De omhoog kruipende haargrens en de enigszins grijzende baard staven mijn observatie. De wat dunner geworden coupe is volgens de laatste mode gekapt en laat vermoeden dat de knipbeurt niet voor een doorsnee arbeidersprijsje in de buurtkapsalon is verricht. Ondanks zijn enigszins grove uiterlijk straalt de man adel uit. Met strakke kleding van goede kwaliteit en in het bezit van schoenen, waarvan de oorspronkelijke eigenaar een puike ledersoort afgeleverd heeft. De specialist praat ons kalm en gedecideerd bij over de ins en outs van de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden, waar wij mee worstelen. Recht en onrecht zijn vaak persoonlijke percepties en deze door de wol geverfde neutralist brengt ons telkenmale weer met beide benen op aarde. Het feit dat we hier te maken hebben met een advocaat, welke bij tijd en wijle ook voor rechter mag spelen is een vreemde gedachte. Wij hebben zakelijk namelijk regelmatig te maken met een conflict of interest, maar hij kan dus meerdere belangen dienen. Mijn fantasie gaat daar uiteraard mee aan de haal en ik zie hem in de rechtszaal al van de ene kant naar de andere kant sprinten om, met twee petten op, zichzelf in volzinnen tegen te spreken en op de vingers te tikken.

Als ik later, in de redelijk druk bezochte lobby, ontspannen aan de lunch begin kan ik even op mijn gemak de tafelgenoten op me in laten werken en de situatie overzien. Nu pas valt me op, dat de lieftallige serveerster niet voor niets glimlachend aan onze tafel verscheen als ze keurig netjes onze bestellingen opnam en afleverde. Het meest opvallend aan de advocaat is nu zijn bril. Een klein model met rond rood montuur, dat de man een jeugdig studentikoos uiterlijk geeft. Mijn collega heeft een bril op zijn neus staan waarvan een poot ontbreekt. De prothese staat daardoor zo scheef, dat het lijkt of ik hier mijn debiele broertje moet laten verdedigen door de oudere jongere raadsman.

Wouter Kramer                                                                                                    column 53, 12-11-2015