Categoriearchief: column oktober 2015

Kinds

adhd

Dure woorden worden er tegenwoordig gebruikt voor allerlei aandoeningen. Dit heeft te maken met de huidige gevoeligheid van de mens. Op zijn minst dient het interessant te zijn. Ook voor deze moderne gevoelskwaal is er ongetwijfeld een chic woord, maar dit terzijde.

Mijn oma wist op een gegeven moment van voren niet dat ze van achteren nog leefde. Een vreemde gewaarwording, want deze kranige vrouw had een hele familie, buurt en diverse verenigingen regelmatig door moeilijke tijden geloodst. Ook ik heb er altijd een veilig heenkomen gevonden. Wanneer ik door mijn ouders als vervelende driftkikker naar buiten getrapt werd, kon ik bij oma altijd uithuilen en weer tot rust komen. “Je bent gewoon een druk manneke. Daar moet iedereen nog aan wennen, ook jij zelf. Komt vanzelf goed, want je hebt een hartje van goud.” zei ze dan. Niks geen dure woorden. Stel, ze had mij vertelt dat ik een hyperactieve disorder met een autistisch spectrum had, waar mogelijk asperger of narcisme aan verbonden was. Juist dan zou ik gedacht hebben dat ze gek geworden was. Wat een vreemd moment om het over groenten en bloemen te hebben, daar kwam ik niet voor. Ik wilde steun!

Toen ik, enkele jaren later, mijn moeder vroeg wat er met oma aan de hand was omdat ze van die rare praat deed, zei ze: “Oma wordt seniel.” Ik vroeg: “ Is dat een beetje hetzelfde als debiel?” “Nee!” was het resolute antwoord van mijn moeder. “Oma is kinds aan het worden. Wat betekend dat ze terug gaat naar haar kindertijd en steeds jonger wordt in haar hoofd totdat ze weer baby is.” Dat begreep ik tenminste. Het was jip-en-janneketaal van hetgeen ik voor mijn ogen zag gebeuren. Tegenwoordig wordt, in mijn beleving, klare taal node gemist. We moeten de laatste tijd rekening houden met duizenden gebreken, die omslachtig benoemd worden. Het PDD-NOS ADD kereltje weet inmiddels feilloos dat hij op een speciale manier benadert dient te worden en handelt daar onbewust naar. Als je met vage klachten naar de specialist gaat en de diagnose fibromyalgie wordt gesteld, krijg je spontaan overal pijn in je lijf en toch op zijn minst in je hoofd.

Zo niet in het geval van oma. Ze was immers dement! Ook dat is een combinatie van symptomen en daar zijn wel zo’n vijftig ziektebeelden van, de één nog gecompliceerder dan de ander. Maar het zal haar een worst geweest zijn. Daar gaat het om; ben je je geest of ben je je lichaam? En wat beteken je daarin voor een ander? Wie miste ik nu eigenlijk? Oma, die me met zalvende woorden tot rust bracht of oma waar ik tegenaan kon zitten en me met haar zachte handen beet hield? Laat ik er niet te moeilijk over doen en gewoon zeggen dat ik mijn oma miste. Al dat geleuter. Maak het niet te ingewikkeld. Zeg gewoon wat je ziet, hoort of voelt! Dus als ik ooit dement ben noem me dan maar gewoon kinds als mijn kleinkinderen daar naar vragen. En vertel verder dat ze niet zo druk moeten doen als ze op bezoek komen. Laat ze daarna buiten lekker uitrazen, om vervolgens bij hun krasse oma even op adem te mogen komen.

Wouter Kramer                                                                                                       column 51, 29-10-2015

Indian Summer

indian summer

De herfst heeft zijn intrede gedaan en voor het eerst heb ik afgelopen weekend aan handschoenen gedacht. Op de fiets deed mijn linkerduim zeer toen het dunne windje er langs aaide. Buiten de dalende buitentemperatuur heeft dat ook te maken met de helende snijwond die daar zit. Dit beschadigde lichaamdeel heb ik overgehouden aan het snijden van een verse ananas. Een behoorlijk verraderlijke vrucht, al zeg ik het zelf. De buitenkant van deze tropische vrucht is robuust en redelijk hard, maar met een stevig, goedgeslepen keukenmes kun je, met enige moeite, door de bast heen drukken. Daarna echter dring je door tot het geniepig zachte gele vruchtvlees van deze schaap in wolfskleren. Als door warme boter schiet het scherpe staal zich richting de hand welke de ploert op zijn plaats probeert te houden. “Shit! Wond, diepe wond! Godgloeiende, in de hel na sissende, kolere ding.” De onlangs genoten BHV herhalingsdag van mijn vrouw komt goed van pas en even later zit ik met een wit gezichtje mijn verbonden duim omhoog te houden. Terwijl ik zielig een beetje aan het bijkomen ben van de schrik, maakt mijn vrouw, met gevaar voor eigen leven, de klus vakkundig af.

Nu sneed dus alleen de wind nog in mijn duim. Het weer oogde vanachter de dubbele beglazing een stuk aangenamer dan het daadwerkelijk was en ik ben er een beetje door overvallen. Je kent dat wel. Ineens is het daar. Het kantelpunt van een aantal zaken. Wel of geen sjaal, wel of geen plu mee voor de zekerheid, wel of geen handschoenen aan. Maar eerlijk gezegd is het heerlijk nu. De herfst op zijn fijnst. Het is, bij aanvang, een fantastisch seizoen. Elke mooie nazomerdag voelt als een cadeautje om genadig afscheid te nemen van het hoogseizoen en ons zachtjes te doen wennen aan beschermende kledij, wanneer je niet meer voldoende door de zon opgewarmd wordt. De verandering beleef je gewoon. Het voelt anders, ruikt anders en oogt anders. De omlaag gedwarrelde bladeren bezitten soms onmogelijke kleuren. De esdoorn bij ons achter heeft zijn frisgroene lover omgetoverd tot diverse knalrode schilderijtjes met gele en purperen nerven. Alles vergaat langzaam en de vertering wordt zichtbaar in de verschillende soorten paddenstoelen bij ons in het park. De enigszins muffe geur van vergankelijkheid geeft dat kenmerkende eerste gevoel van melancholie dit najaar. Het maakt de geest klaar voor omschakeling. Ondanks dat het tegenwoordig niet meer nodig is, kijk ik instinctief naar noten, fruit en hout om een voorraad aan te leggen. Ook is het eerste sixpack bockbier ingeslagen en de onmiskenbare kruidnagel- en gebrande moutgeur van dit seizoenbier dringt zich, na een jaar, een weg in mijn geheugen naar boven. Als het zojuist geïnstalleerde houtkacheltje voor de eerste keer brandt en het knetterende hout langzaam maar zeker de kamer verwarmt en de sfeer bepaalt, loopt het water me in de mond. Ik haal een mooie glazen bokaal achter uit de buffetkast. Spoel deze, na de zomerstop, even fris om onder de koude kraan. Onder het onmiskenbare sissende geluid van de ontsnappende geest uit de fles, wordt de kroonkurk gelicht. Terwijl er in de keuken een kruidig notenbrood langzaam maar zeker gaar wordt in de oven, de schuimkraag van het bockje wat inzakt en een pagina van mijn nieuwe boek “Holland, natuur in de delta” mij een plaatje voorschotelt van een Indian Summer in de polder, voel ik me een gezegend mens. Het pijnlijke voorval met de on-Hollandse vrucht is alweer helemaal verdrongen.

Wouter Kramer                                                                                                       column 50, 15-10-2015

Vol

oude wijsgeer

Je zou zeggen dat je in een mensenleven nog evolueert. Dat je altijd informatie en levenservaring opslurpt en zo geestelijk maar blijft doorgroeien. Het idee van de oude grijsaard met de lange baard boven op de berg die alles weet, kent en gezien heeft.

Ik weet niet of dit voor een ieder is weggelegd. Het lijkt me fantastisch om later gezien te worden als de man waar je terecht kan voor advies en innerlijke rust. Ik ben een beelddenker en zie mezelf inderdaad ook in alle sereenheid op de besneeuwde bergtop zitten in mijn zetel. Volmaakt gelukkig en tevreden. Wachtend op de zwoeger die de moeilijke reis ondernomen heeft om, via mij, als een wijzer en uitgebalanceerder mens weer af te dalen naar de bewoonde wereld.

Wat me de laatste tijd echter bekruipt, is het gevoel dat er toch wel iets plaats moet maken om wat nieuws te herbergen! Ik ben nog gezegend met een goed geheugen, maar de tand des tijds gaat zijn tol eisen. Nieuwe indrukken en uitdagingen worden in het brein geperst. Het idee ontstaat dat langzaam maar zeker de opslagruimte vol raakt. Er verdwijnt onderweg wel eens wat op zolder in een doos. Ik weet volgens mij nog wel waar deze staat wanneer ik hem nodig mocht hebben. Het is de vraag of ik de inhoud me nog voor de geest kan halen als er meerdere dozen staan! Ik kan het me nu nog niet goed voorstellen maar wellicht heb ik bewust of onbewust al het een en ander weggegooid om ruimte te creëren. Als dat zo is dan vraag ik me af of ik het stadium van oude wijze grijsaard wel bereik? Ondanks dat ik al even onderweg ben, voelt het alsof ik nog een lange weg te gaan heb. Als ik dan nu reeds wat kwijtraak, dan rijst de vraag of ik de top wel haal. Het feit dat ik last van hoogteziekte heb is wellicht een teken aan de wand! Er zijn twijfels dus! Kun je gewoon vol zitten? Net zo wanneer je zwaar gaat tafelen; op een gegeven moment kan er niets meer bij voordat er wat verteerd en geloosd is. Werkt dit ook zo voor je geestelijk vermogen? Is het bereiken van een wijze oude ziel niet gewoon des persoons? Is deze steun en toeverlaat al niet wijs voordat de zetel op de berg betreden is? Het zal toch wat zijn als ik de lange weg naar boven ondernomen heb, om plaats te nemen in de zetel en dat degene die daar al zit me met enkele gerichte vragen en rake teksten gewoon weer naar beneden stuurt. Wat zeg ik! Dat ik, zo in twijfel geraakt ben dat voor ik het zelf door heb, alweer halverwege op de weg terug ben. Ik denk dat er ook wel steeds wat ruimte gemaakt moet worden om de zaak een beetje in beweging te houden. De uitdaging om na te denken en bij te stellen vind ik wel belangrijk. Ondanks het feit dat ik eigenwijs en overtuigd van eigen gelijk ben, denk ik graag na over wat anderen beleven en wat hen bezighoudt. Dat maakt dat er ruimte moet zijn om stugheid en conservatisme niet vast te laten roesten. Die ruimte kan dan denk ik alleen maar ontstaan door regelmatig op te schonen. Dan bedoel ik niet dat wanneer je tachtig biertjes op hebt, je de volgende dag niets meer kan herinneren en wel een miljoen hersencellen om zeep geholpen hebt. Nee, gewoon flexibel blijven in je geest. Het kind in jezelf behouden en onbevangen dingen achter je laten en vergeten. Misschien is de weg naar wijsheid wel juist een stapje terug? Ik ga er eens rustig over nadenken als ik aan het opruimen ben.

Wouter Kramer                                                                                                       column 49, 08-10-2015

Kleine vluchteling

kleine vluchteling

Het houdt de gemoederen bezig. De wereld wordt weer geconfronteerd met volksverhuizingen. De spanning is te snijden en dat heeft natuurlijk alles te maken met angst. De vorm van de angst is wel ongekend uiteenlopend. De ene mens heeft angst voor de dood van zijn kinderen en de ander heeft angst voor een vreemdeling in de straat. Als er zoveel mensen op de vlucht zijn, dan is het probleem van een omvang welke rechtvaardigt dat er hulp geboden wordt. Huis, haard, familie, vrienden en vertrouwdheid, alles wordt achtergelaten omdat de dood men op de hielen zit. De mensen die nu het geweld verlaten hebben, zijn financieel nog bij machte geweest om te vluchten. Ik vrees voor de arme ongeletterde sloebers welke geen kant op kunnen.

We dienen de problemen dus wel in perspectief te blijven zien. Over het algemeen wordt het verliezen van een kind als het ergste dat een mens kan overkomen beschouwd. Nu zag ik laatst een foto in de krant van een peuter die levenloos met zijn gezicht in de branding van de zee lag. De pose laat niets aan de verbeelding over. Dit kind is dood. Zo te zien aangespoeld na een fataal voorval op de middellandse zee.

Ik word hier stil van en bedenk mezelf: Waar doe je het voor? Deze vluchtpoging is mislukt. De ouders van dit kind hebben een afweging gemaakt, waar de meeste kansen op overleven voor hun kroost geboden kon worden. Ze zijn de conclusie gekomen dat een overtocht op zee, in een gammel bootje, minder risico met zich meebracht dan blijven in de situatie waar ze zich tot dan toe bevonden. Dus waar doe je het voor? Hun kind is dood! Wat zou ik doen? Wachten tot ik opgehaald zou worden door barmhartige redders die mijn kinderen op een veilige manier naar betere oorden kunnen brengen of zelf actie ondernemen en vluchten?

Nog een keer kijk ik naar de foto. Ik denk aan de tijd dat het jochie vrolijk het leven tegemoet gelachen moet hebben. Ik heb daar wel een beeld bij. Ook kan ik me zijn angst inbeelden en zijn verdriet en pijn. Als je zelf kinderen hebt, lijkt het moeilijk voor te stellen dat je dit jochie ziet als handelswaar. Het kind vertegenwoordigd geld. Er moet betaald worden om dit prille leven een plaatsje in een overvolle sloep te laten verkrijgen. Mensenhandel is lucratief en dankzij de verkoop van wapens en het creëren van verdeeldheid, een onuitputtelijke bron van inkomsten. We weten allemaal dat je geen plaats in de hemel hoeft te verwachten als je willens en wetens een hulpeloos kind in een gammel sloepje de zee op stuurt. Toch gebeurt het. “5000 euro, meneer! Anders laat ik het joch hier gewoon op de kade staan.” Na betaling is de mensensmokkelaar degene die het kind waarschijnlijk zelf het bootje in tilt.

Is het de ver van mijn bed show? Neem ik als belastingbetaler genoegen met het feit dat we peperduur wapentuig naar andere landen sturen, maar geen geld overhebben voor transport van vluchtelingen. Hoe dan ook, mensen in doodsnood houd je niet tegen. Moeten daarvoor eerst hun kinderen dood dan? Ik hoop het niet. Dat kan ik niet uitleggen en dan klopt het niet voor mij.

Wouter Kramer                                                                                                       column 48, 01-10-2015