Categoriearchief: column april 2015

Zussen

Waar columns toe leiden weet je van te voren natuurlijk niet. Ik zat laatst met mijn drie zussen aan een ronde tafel bij Café Boekmans in de Stadspolders, of ik toch vooral eens wilde uitleggen waar al de verhalen over de familie vandaan komen.

Door mijn oudste zus wordt ik op de vingers getikt over wat feitelijke onjuistheden. Zus nummer twee weet eigenlijk helemaal niet zoveel meer over haar jeugd en vindt het verleden niet altijd even makkelijk om aan herinnerd te worden. Mijn derde zusje wil eigenlijk het liefst regelmatig afspreken om gewoon te klaverjassen ofzo in plaats van die verhaaltjes te bespreken. Ik moet er om lachen en geef aan dat ik uiteraard schrijversvrijheid heb en mezelf niet ga verantwoorden voor mijn tekst. Bovendien blijft een ieder anoniem in mijn columns, dus kan niemand zich aangesproken voelen lijkt mij! Ik doe gewoon waar ik zin in heb en zolang ik dat leuk vind. Zo makkelijk kom ik er natuurlijk niet vanaf bij de meisjes. “Moet je zo nodig aandacht hebben of ben je wellicht gefrustreerd? Waarom gaat het zo vaak over het verleden, zit er je nog iets dwars?”

“Ik kan je een ontspannende klankschaalmassage geven hoor” zegt de één. De ander wil me wel even magnetiseren op een mat en gelijk een lichttherapiebehandeling laten ondergaan. Nummer drie geeft aan dat het er op lijkt dat ik het wel razend druk moet hebben omdat ik wat belangrijke sociale gebeurtenissen heb laten lopen. “Moet jij niet een beetje gas terug nemen Woutertje? Houd de basis goed in de gaten. Kun je bij mij altijd over komen praten, dat weet je toch? Ik wil je uitnodigen om een lekker biertje te komen drinken, kun je even lekker ontspannen”. Wat ben ik toch gezegend met mijn zusjes. Al die aandacht en die zorg is aan mij wel besteed en nooit te veel. Als enige jongen in het gezin ben ik echter heel mijn leven al verwend volgens hen. Als middelste kind met twee zussen boven me en twee onder me, onze jongste zus is helaas overleden maar ook vandaag gelukkig weer aanwezig, ben ik, ondanks de zelfde gezinsomstandigheden, in de ogen van de meiden altijd bevoorrecht geweest. De automatische band die zij mij, als zoon, met mijn moeder toebedachten, hebben zij node gemist en als naamgenoot van mijn vader werd ik regelmatig als de troonopvolger gepresenteerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat enige zelfverzekerdheid mij niet vreemd is. In mijn beleving hebben mijn zussen, door de jaren heen, genoeg gedaan om dat zelfvertrouwen de grond in te boren om me met beide benen op de grond te houden. Maar mijn grenzeloze naïviteit heeft me gered.

Alles komt deze middag voorbij en, tussen de slappe lach en een gevoelige stilte door, wordt elk onderwerp bespreekbaar gemaakt. Er is vooral veel respect en liefde voor elkaar. Wat blijkt is dat onze verschillen een meerwaarde zijn om een hecht geheel te vormen. Er wordt zelfs nog even gesproken over een gezamenlijke tatoo ter nagedachtenis aan onze jongste zus. “Zijn jullie gek geworden!, aan mijn lijf geen polonaise”. Zo, de bubble is doorbroken door mijn nuchtere zus, godzijdank, het werd haast klef. We nemen er nog een drankje op en spreken af om binnenkort te klaverjassen. Mes op tafel uiteraard en niet soppen of takkebossen. Aan dek zei de meid.

Wouter Kramer
30-04-2015

Dansen

dansen met Ig

In een beschrijving over mijn geboortedag staat dat ik moet dansen om gelukkig te zijn. Ik kan u vertellen, dit klopt! Nu ben ik een gewone Hollandse polder jongen, maar ik meet mezelf toch enig gevoel voor ritme aan en als ik op de dansvloer sta en mijn ogen dichtdoe verbeeld ik me dat mijn roots toch ergens in warme oorden moeten liggen, waar lichaam en geest als vanzelf de golvende klanken van zwoele muziek volgen.

Soms duurt het te lang eerdat ik dit heerlijke zelf toegekende talent ten toon kan spreiden en doe ik een verwoede danspoging bij ons thuis in de woonkamer aan het einde van een weekenddag. Zeker wanneer er wat drank in de man is. Heel stoer kijk ik dan af en toe in de spiegel om een bevestiging te krijgen van mijn eigen gelijk. “Ziet er goed uit ouwe”. Mijn vrouw weet dit en laat me gelukkig in mijn waan. “heb je nog even lekker bewogen jongen”, vraagt ze dan lachend als ik ons bed in kruip. De afgelopen tijd hebben we, eindelijk, ook samen weer de voetjes van de vloer gehad tijdens enkele feesten. Eerst bij vrienden van ons, die samen honderd zijn geworden, in een kroeg. Dit was ons zeer goed bevallen en smaakte duidelijk naar meer. Aangezien het podium in de kroeg ons iets te klein naar de zin was, heeft mijn vrouw kaartjes geregeld voor 40-up in Bibelot. Wij hebben nu eenmaal wat ruimte nodig om onze diverse dansuitingen ongehinderd en in vrijheid uit te kunnen oefenen. Van heel intiem, dicht bij elkaar, tot heerlijk zwieren en zwaaien. Vol goede zin zijn we om een uur of elf ’s avonds richting het energiehuis vertrokken waarbij mijn vrouw met enige zorg zich afvroeg of we niet te vroeg aan zouden komen. “nou, dan hebben we tenminste de ruimte, kunnen we even heerlijk de hele vloer gebruiken om te swingen!” was mijn antwoord. Wat schetst onze verbazing bij aankomst? De hele tent is al bomvol, allemaal krasse knarren en tanige tantes. Waarvan de meeste toch echt wel op de dansvloer, op allerlei manieren, aan het bewegen zijn. Allerlei hits uit de jaren 70 en 80 komen voorbij en het is gewoon onmogelijk om stil te blijven staan of om niet mee te zingen. En dat geldt dus voor zeker 75% van het publiek. Midden op de dansvloer komt de positieve energie als een deken over ons heen maar is direct ook verstikkend. Terwijl we proberen om onze moves te maken komen we regelmatig in kontact met onze zielsverwanten. Ietwat doorzweten en benauwd zoeken we het hoger op en creëren we in een hoek op het hoogste platform een danspodiumpje voor ons zelf. Nu gaat ie goed, we komen helemaal los en zingen, als nachtegalen, de longen uit ons lijf. Gelukkig wordt alles overstemd door de muziek en de overige aanwezigen want tekstvast ben ik niet en eigenlijk weet ik meestal niet eens wat ik zing, als je dan iets achter de maat aanloopt zit je vaak net safe! Zolang de muziek niet stil valt is er niets aan de hand.

We hebben weer even bijgetankt en dat was hard nodig. Dansen brengt ons weer dichter bij elkaar en daar waar we ooit begonnen zijn. Ik zeg tegen mijn vrouw op de weg terug naar huis: “weet je waar ik nu aan moet denken? Hoe mijn ouders naar elkaar keken als ze dansten of vroeger op het ijs zwierden, de verliefdheid en het geluk spatte er dan van af, prachtig vond ik dat”. Wij hebben deze avond ook alleen maar oog voor elkaar gehad en ik weet zeker dat ook dit te zien geweest is!

Wouter Kramer                                                                                                      column 29,  23-04-2015

De stad uit

drechtsteden

“Drechtsteden”, de term klinkt natuurlijk mooi. Toch is er voor mij maar één Drechtstad en dat is Dordrecht. Ik heb echt helemaal niets met Papendrecht of Zwijndrecht. Is dat een geval van chauvinisme of zijn deze steden gewoon enorm saai.

Om dit goed te beoordelen moet ik dat eigenlijk aan echte Papendrechters of Zwijndrechtenaren vragen maar die ken ik helemaal niet goed. Sporadisch kom ik in deze steden waaronder een half jaarlijks bezoek aan mijn tandarts in Zwijndrecht. Uiteraard kan ik de weg naar deze orthopraktijk inmiddels blindelings vinden maar o wee als de weg een keer opgebroken of afgesloten is. Zwijndrecht wordt dan een hel op aarde voor mij. Mijn gevoel voor richting is berucht in de familie en verdwalen in woonwijken is voor mij een tweede natuur. In de natuur overigens verdwaal ik echter zelden en loop ik als van zelf schijnbaar rondjes en vind ik altijd weer de weg terug naar mijn uitgangspunt. Tijdens mijn zoektochten door Zwijndrecht ben ik uiteindelijk ook wel weer bij mijn uitgangspunt geëindigd, of te wel thuis! Geheel gefrustreerd en boos en zonder het beoogde doel te hebben bereikt. Menigmaal heb ik een nieuwe afspraak moeten maken bij de tandarts of een willekeurige andere afspraak in Dooldrecht. Ik snap de geografie van deze stad ook helemaal niet. Deze kleine gemeente wordt in mijn beleving dwars doormiddel gesneden door de brede A16 maar ik weet nooit aan welke zijde ik me bevind. Het is net of mijn oriëntatie door aardstralen en magnetische velden geheel in de war gestuurd wordt. Tijdens een vlaag van verstandsverbijstering ben ik op een mooie zomerdag nog eens op de fiets naar de tandarts gegaan met mijn dochter, leuk dacht ik, stukkie fietsen met die meid. Waarschijnlijk heeft ze dezelfde genen als haar oude vaar, want we zijn samen uiteindelijk geheel gedesoriënteerd in Hendrik Ido Ambacht beland en in het donker weer thuis gekomen. Dat het toch ook anders kan heb ik laatst beleefd toen ik met twee maten, op onze racefietsjes via de andere kant Zwijndrecht benaderden. We kwamen uit de Heinenoordtunnel, wat overigens nog een leuk klimmetje is, om onze route langs het water van de Oude Maas te vervolgen. Dan blijf je dus volstrekt aan de buitenkant van Zwijndrecht en kun je absoluut niet verdwalen. Wat een verademing om met een bloedgang deze stedelijke nachtmerrie in razend tempo achter me te laten. Ik had thuis voor het eerst een goed gevoel bij Zwijndrecht.

Afgelopen weekend was ik bij mijn zus en zwager in Papendrecht. Ze zijn een flatje aan het opknappen om binnenkort te verhuizen. Papendrecht is geen Zwijndrecht en tot mijn grote vreugde wist ik het adres in één keer te vinden. Mijn bloedeigen zus vertrekt de stad uit. Ze ruilt heilige grond in voor Papendrecht of all places. Maar er is hoop. We staan op het balkon en mijn zwager zegt: “moet je kijken Wouter, vanuit hier zie je Villa Augustus en de wieken van de Kyck over den Dyck draaien. En als je goed kijkt kun je de Grote kerk ook nog zien”. Met geen woord wordt gerept over wat er allemaal van Papendrecht te zien is en dat begrijp ik wel. Nu reeds bespeur ik weemoed en heimwee naar de enige echte Drechtstad. Moeten ze nog beginnen. Ik hoop dat ze gelukkig worden uiteraard, zullen ze wel veel in Dordt te vinden zijn. Wedden!

Wouter Kramer                                                                                                       column 28, 16-04-2015

Eeuwige jachtvelden

image

Zojuist ben ik op de hoogte gebracht dat er wederom een oom van me is overleden. Dat gaat hard zeg! Afgelopen week is een andere oom van me overleden en nu is zijn grote broer hem gevolgd in het hemelen.

Ik weet dat deze broers van mijn vader er een verschillende levensstijl op na gehouden hebben dus het is maar de vraag of ze in dezelfde hemel terecht komen. Wellicht wordt de één in de vijfde hemel en de ander in de zesde toegelaten. Want de zevende hemel zit er voor deze hard werkende ondernemers niet in lijkt mij. Voor geen enkele ondernemer is dat weggelegd in mijn beleving want van liefdadigheid en eerlijke handel is geen enkel zakenman rijk geworden en deze ooms genoten toch wel een behoorlijk aanzien in de familie wat betreft hun opgebouwd vermogen. Gepokt en gemazeld door de ongeschreven wetten van een groot gezin, waar overleven en haantjes gedrag een overlevingstactiek was, hebben zij hun sporen verdiend. Ik kan in ieder geval terug kijken op twee fijne ooms die op verschillende manieren mijn pad meerdere malen gekruist hebben en daar waar mogelijk, op diverse vlakken, iets voor mij betekend hebben.

Toch hoop ik dat ze elkaar op de eeuwige jachtvelden tegen gaan komen want de gezamenlijke passie van de twee broers was jagen. De één in een echt jagerstenue zoals je uit de boeken van Rien Poortvliet kent en de ander wat nonchalant met een Amerikaanse cap op zijn knar. Dat kenmerkt ook wel het verschil van deze mannen, de oudste van de twee heeft het leven allemaal niet zo serieus genomen en volledig op een brutale en charismatische wijze zijn zakelijke instincten gevolgd. Alles doorspekt met een goed gevoel voor humor en bonte levensstijl. De verhalen die daarover in de familie, en van voormalige werknemers, de ronde doen zal ik jullie besparen. Zijn jongere broertje ken ik als een hard werkende man in een keurig keurslijf met een goed gevoel voor afspraak is afspraak. Ik denk dat ze elkaar ook goed aanvulden. Waar de één niet meer mocht komen stapte de ander binnen en waar deze geen gehoor vond lulde de eerste zich zo weer naar binnen.

Het jagen was voor mij, in mijn jeugd, not done. Ik liep samen met mijn neven wekelijks door onze mooie polders om van al de vrij levende dieren te genieten. Als we dan vallen en fuiken onschadelijk konden maken en jagers konden tegenwerken lieten we ons niet onbetuigd. Onze ouders stonden daar heel anders in en menigmaal werden mijn ooms hartelijk ontvangen met nog warme jagersbuit. Uit protest heb ik me destijds nooit gewaagd aan eendenborst, fazantenbout of hazenpeper. Mijn neef en ik hebben eens een prachtige, net overleden, ransuil bij mijn tante afgeleverd om door mijn oom op te laten zetten. “nou, ik gooi hem wel in de vriezer en vraag het wel aan je oom” Toen we weken later nog eens aan mijn tante vroegen hoe het er met de uil voor stond zag ik haar bedenkelijk kijken terwijl ze zei; “oooh, dus dat was die vreemd smakende fazant waarschijnlijk” mijn oom was nogal kippig en heeft bij het plukken het verschil totaal over het hoofd gezien! God behoede overigens dat ze nu nog gaan jagen daarboven. Er is dan geen engel meer veilig. De ene ziet deze gevleugelde heiligen voor duiven aan en de ander schiet op alles wat beweegt!

Wouter Kramer
02-04-2015