Categoriearchief: column mei 2015

Molens

Ooit heb ik op school een werkstuk gemaakt over molens. Typisch dat, nu dit schijnbaar van pas komt, ik hier aan herinnerd wordt door mijn zussen. Zo Wouter dus jij hebt verstand van molens! Bij de aankomende familie fietstocht hebben wij bedacht dat jij daar een verhaal over kan vertellen. Maken we een quiz en stellen we een aantal vragen naar aanleiding van je verhaal en hangen we er een prijs aan vast. Oh, met andere woorden, ik ben uitgesloten van de prijsvraag. Stel ik. Denken jullie dat ik liever een verhaal vertel dan dat ik een prijs win? Nou ja, roept mijn hoofdorganiseer zus, doe niet zo flauw, je hebt altijd het hoogste woord en kan toch goed vertellen! Dat kan zijn maar ik ga op deze dag toch liever de anonimiteit in. Ik zal een verhaal over molens schrijven. Ik hoop dan de interesse in de mooie molenverhalen gewekt te hebben. Moge de beste dan de prijs maar winnen!

Het is allemaal begonnen in Dordrecht. Daar, op de balustrade van de kyck over den Dyck, was de molenaar met enorme krachtsinspanning de wieken uit de wind aan het draaien om deze vervolgens met kettingen vast te leggen. Er was duidelijk storm op komst en terwijl hij rond ging keek hij over de Beneden Merwede naar de Albasserwaard. Vanaf deze hoge Stellingmolen, waar de laatste zakken meel gevuld werden, zag hij in de verte diverse wieken uit de wind gedraaid worden en de zeilen nog snel gestreken. Molenaars waren de weermannen van hun tijd omdat het levensgevaarlijk was wanneer de molen op hol sloeg. Menig molen is in vlammen opgegaan doordat alles overhit raakt door de dol draaiende wieken. De zuidwesterstorm stuwde het water op en de polders dreigde onder water te geraken. De molens bij de dijken waren nu juist als poldermolen gebouwd om de waard droog te houden. Eerst de houten Wipmolens met hun schoepenrad en later de stenen Grondzeilers met hun vijzelgang. Zelfs de kleine Spinnekopjes hadden hun rol. Het zijn er nogal wat! Je zou ze eens moeten tellen! De molenaar zag bij Papendrecht een dijk doorbreken en een rieten kindermandje, met een bijna verzopen kat erop, richting Alblasserdam drijven. Met grote haast sprong hij op zijn paard om de kinderen van hoogheemraadsman, van der Giesen, te waarschuwen. Zij hadden de rechten van hun vader over de molens bij de dijk geërfd. Onze molenaar moest het gebied en het kindje redden. Onderweg kwam hij een gewonde zwerver tegen die naarstig op zoek was naar zijn lief. De jonge man zei dat hij gevochten had in het leger van Napoleon en nu terug kwam voor de eeuwige trouw die ze elkaar beloofd hadden. De Molenaar zei: Ga eerst maar naar Korenmolen De Hoop, daar woonde gierige Grioldus ooit. Nu kun je er altijd een maaltijd krijgen! De molenaar vervolgde met gezwinde spoed zijn tocht in deze barre weersomstandigheden en hield halt bij een klein scheepswerfje aan de Noord waar een Paltrokmolen staat die rechte planken kan zagen. Hier waarschuwt hij de burgers en krijgt onze held een bootje mee om het arme kindje in het mandje te gaan redden. Met armen als wieken zo sterk doorklieft de molenaar het almaar wassende water, als het begint te schemeren raakt hij moedeloos omdat hij nog steeds het mandje niet in zicht heeft. Even laat hij de gespierde armen rusten. Dan hoort hij de jankende kat. Het gejammer klinkt hem als muziek in de oren. Op het gehoor vindt hij het dobberende mandje, het meiske slaapt nog als de molenaar het in de armen sluit. Eindelijk gaat de wind weer liggen. En terwijl de molens weer gaan draaien en pompen, varen ze terug terwijl de molenaar een liedje zingt: Riekt ge dat, riekt ge dat? Dien scheet uit duvels gat. Maar drayen dan die meule’s wieken, so sal men’t hier niet meer rieken.

Wouter Kramer
28-05-2015

Misschien

Ik word geconfronteerd met mijn manier van communiceren. Ik blijk nogal vaag te blijven door een rookgordijn op te werpen. Dat komt doordat ik te pas en te onpas het woord “misschien” in een zin gebruik. Dit wil zeggen dat ik niet duidelijk ben en dat werkt voor de toehoorder verwarrend.

Is het de twijfel die ik zelf heb over mijn uitspraken of probeer ik twijfel te zaaien bij de ander? Ik twijfel hierover en misschien kan er in beide mogelijkheden wel waarheid schuilen. In het vervolg zal ik trachten om het woord “misschien” te vermijden. Het effect ga ik in ieder geval in dit verhaal uittesten zodat ik het zelf terug kan lezen.

“Kan ik misschien de boter even van je krijgen”. Of, “kan ik de boter even van je krijgen”.

Dit leidt in mijn beleving niet echt tot een schokkend verschil. Wellicht is de eerste zin iets vriendelijker maar impliceert ook twijfel of de ander wel genegen is om de boter überhaupt te geven. Waar komt die twijfel dan vandaan? Heb ik geen vertrouwen in de ander of ben ik bang dat ik anders te dwingend overkom? Blijkt toch nog lastig voor een huis, tuin en keuken analist!

“Vind je dit jurkje mij leuk staan of niet? “Je bibs wordt misschien iets te veel geaccentueerd”. Of, “vind je dit jurkje mij leuk staan of niet? “Je hebt er een dikke kont in”!

Dit laatste is wat er uiteindelijk gehoord wordt uiteraard, niet wat er gezegd wordt. Mogen dat duidelijk zijn. Hier wordt het verschil op een andere manier geïnterpreteerd: Het woord “misschien” is hier weggevallen en alleen de beleving van de opmerking is blijven hangen. Hier diende het woord “misschien” juist een positief karakter met de intentie de ander niet te kwetsen maar te beschermen!

“Je hebt gelijk, dat deed ik niet goed! Misschien moet ik het voortaan anders doen”. Of,” je hebt gelijk, dat deed ik niet goed! Ik ga het voortaan anders doen”!

Hier is het verschil wel degelijk evident lijkt mij. Dit is ook waarom ik verweten wordt vaag te blijven. In de eerste zin dek ik me zelf in en laat ik in het midden of ik de besproken zaken daadwerkelijk anders ga doen en het gelijk van de ander wel serieus neem. In de tweede zin stel ik me kwetsbaar op en maak ik een belofte over verbetering.

“Ik ga volgende maand een week weg”. Of, “ik ga misschien volgende maand een week weg”.

Hier wordt een feit veranderd in een mogelijkheid tot overleg. Het verschil is enorm. “Misschien” impliceert hier een wens die gedeeld kan worden. Het blijft lastig. Ik ga proberen duidelijker te zijn, maar het verzachtende karakter van “misschien” ga ik nog niet helemaal loslaten. “Wellicht” anders verpakt. Als mijn zelfvertrouwen sterk genoeg is zal het niet meer onduidelijk zijn, alleen nog maar zalvend.

Wouter Kramer
21-05-2015

Wachter

Hypersensitief, waar komt dat toch vandaan? Vraagt mijn vrouw zich af. We hebben het er over onderweg naar Frankrijk terwijl ze een leuke Franse zender probeert te vinden op de autoradio. Harde geluiden, monotone dreunen en geschreeuw komen als pijnprikkels binnen en veroorzaken irritatie en ongemak. Ook flitsende kleuren en scherpe geuren spelen op het gemoed van mijn lief. “Hoe zal het toch komen dat ik daar zo’n last van heb? Wellicht komt het uit een vorig leven?” Mijn vrouw gelooft in reïncarnatie en zweert bij de gedachte dat oorzaak en gevolg een energie hebben die ergens op terug te voeren is en doorgegeven wordt.

Ik suggereer: “Wellicht was je vroeger, in de oertijd, een poortwachter die super alert alles in de gaten diende te houden om de groep te beschermen tegen naderend onheil! Hallo, ik heb +5 en +6 van brillenglazen, zegt ze. Zie je me al staan aan de poort. Turend in de verte waar ik nog geen paard van een geit kan onderscheiden. Nee, die is lekker zeg, een wachter. Als de vijand dan neus tegen neus staat met me lijkt het me een beetje te laat om nog alarm te slaan. Ehh jongens, let op, er staat een Neanderthaler met een knots op het punt je hersenpan te klieven. Sorry, zag het niet aankomen”

“Nee, nee, dat is nu juist waarom je hypersensitief bent, omdat je een kippige wachter bent geweest heb je andere zintuigen extra goed ontwikkeld. Je enorme beschermingsdrang hebben je er toe gebracht om potentieel schorriemorrie al op grote afstand te ruiken en te horen. Op die manier ben je een fantastische wachter geweest en is gelijk verklaard waarom je hypersensitief bent.” Ik probeer me zoals altijd weer keurig uit de situatie te lullen. “Mooi verhaal mannetje!” Pareert ze.” Ik vind wachter trouwens stom! Niks aan, heel de dag bij zo’n saaie poort staan. Kan ik niet gewoon een kruidenvrouw of sjamaan zijn geweest. Dat past veel beter bij me. Eigenlijk ben ik nog liever een heks dan een wachter.” Ik zeg: “als je zo blijft zeuren komt dat vanzelf goed!” Lachend fantaseren we nog over de rol van wachter. Diverse familieleden komen in de nobele taak voorbij en al snel blijkt dat het goed volbrengen van deze verantwoordelijke klus nog niet zo eenvoudig blijkt. De één is kippig, de ander traag, de volgende pleurt in slaap en op je post blijven is ook niet iedereen gegeven. Het is in ieder geval even een leuke onderbreking tijdens onze reis.

Tijdens onze week in Frankrijk hebben we het nog regelmatig over de wachter. Als ze in de rij bij de boulangerie staat prijs ik haar om haar professionaliteit en als er ’s avonds een verdacht geluid rond het huis te horen is, en zij dit kenbaar maakt, geef ik aan hoe veilig ik me voel omdat zij vanuit haar natuur dichter bij de deur slaapt dan mij. Uiteraard vertel ik haar dat, mocht er dan daadwerkelijk door haar alarm geslagen worden, ik met mijn hele lijf en leden er voor spring om haar te beschermen. Maar hoe ik ook probeer haar deze rol toe te dichten, ze blijft protesteren. Ik kan wachten tot ik een ons weeg eerdat ik gelijk van haar krijg. Deze week worden de gevoelige zintuigen in ieder geval goed geprikkeld. Het hoge niveau van indrukken doet haar intens genieten maar ook intens de onthaasting beleven en dat komt heftig binnen. Het ervaren van de lusten en de lasten van hooggevoeligheid daar kun je in ieder geval op wachten.

Wouter Kramer
15-05-2015