Tagarchief: column 59

De dagen

kabouter ig

Zeven, zijn het er. Voor elke dag één. Dat weten ze zelf niet, want er werden nog helemaal geen dagen geteld. Alleen het leven kenden ze en elk van deze wezentjes heeft daar een eigen gevoel bij. Je kunt stellen dat het paste bij het karaktertje.

Zo heb je het kleine gele elfje dat, door de geringste zonnestraal opgewarmd, vanzelf een glimlachje op haar gezichtje krijgt. Het aandoenlijke wezentje krijgt iets vertederends en je wordt vrolijk als je haar ziet ronddartelen in de zon. Donkere dagen zijn voor haar een kwelling en dan trekt ze zich terug op haar plaatsje voor het raam, hoopvol, in trance, kijkend naar de plaats waar de zon tevoorschijn moet komen, wanneer het wolkendek mocht breken. Het liefst zou ze de korte winterdagen doorbrengen in een winterslaap met de zevenslapers op zolder.

Zo niet het spookwezentje met de grote ogen. Zodra de duisternis intreedt, komt dit schuchtere, bruine, trolletje uit zijn schuilplaatsje. Dansend naar de maan gaat hij het fladderende spel aan met de motjes en de vleermuizen. In volstrekte stilte danst hij de duisternis in om met volle teugen te genieten van lange donkere winteravonden. Zijn grote ogen continu wijd open om de nachtjagers in de gaten te houden. In een moment van extase bij volle maan heeft hij zijn ogen van puur plezier eens dichtgeknepen. Gelukkig werd hij die nacht weer uitgespuwd door de grote uil die hem gegrepen had. Trolletjes wassen zich nooit en zijn daardoor enorm vies.

Het derde schepseltje heeft nog nooit iemand gezien maar is altijd aanwezig. Ze wordt het gewetentje genoemd, er is geen moment dat ze er niet is. De ene keer zeer nadrukkelijk en de volgende keer sluimerend op de achtergrond. Nooit verzaakt ze, met haar tomeloze energie altijd bereid om je bij te staan. Voor de goede observeerder laat ze de kleur zien die op dat moment je kunt waarschuwen dat je beter even naar haar kan luisteren.

Dan heb je nog de mooie witte eenhoorn. De zuivere verschijning die je altijd weer naar huis terug lijdt wanneer je verdwaald bent. Heb je goed naar gewetentje geluisterd, spring dan maar bij eenhoorn op zijn rug en hij galoppeert je zo terug naar het rechte pad. Hoe ver hij ook verwijderd lijkt en niet altijd in het zicht, de eenhoorn staat paraat op elk gewenst moment.

Waar denk je aan als je aan wetenschap denkt. Een boek. Precies en daar zit boekenworm in. Met het kleine brilletje op zijn neus en zijn iets te grote hoofd zorgt dit bedaarde grijze rupsje ervoor dat je altijd terug kan grijpen op de ervaring van je voorouders. Geschiedenis en overlevering maken dat je niet steeds de zelfde fouten hoeft te maken. Desnoods vertelt boekenworm het je duizend keer. Hij vindt dat prachtig en het verveelt hem nooit. Eigenlijk vindt hij het heerlijk als er naar hem geluisterd wordt.

Verder is er één die niet ontbreken kan, omdat ze de oorsprong van alles in zich heeft. Het prachtige zeemeerminnetje met de azuurblauwe staart is in alle zeeën, meren en rivieren aanwezig en speelt met het water om de golfslag en de beweging te vieren. Als alles dreigt stil te vallen en de dans uit het leven verdwijnt, slaat ze met haar krachtige staart op het water en begint de wereld weer te draaien.

Als laatste is er nog het groene drukke kaboutertje dat veel gezien wordt met een klein pintje donker bier in zijn knuistje. Hem maakt het allemaal niet zoveel uit als hij maar in gezelschap is. Een klein kroegje heeft hij gebouwd waar het goed toeven is. Als waardig gastheer ontvangt de kleine waard met de rode koontjes alle zes van zijn medewezentjes even gastvrij en bevestigd daarmee de liefde, het respect en de vriendschap.

Wouter Kramer                                                                                                        column 59, 24-12-2015