ONS TOEKOMSTIGE HUIS

bijenorchis1 bijenorchis-a1336

“Zullen we dan maar een stukje gaan wandelen?” vraag ik aan mijn nukkige echtgenote. “Wat denk je zelf?” is haar korte wedervraag. “Nou, fietsen wordt niets meer volgens mij, dus misschien kunnen we dan, terwijl we een blokje om gaan, even bijpraten over gisteren.”

De dag ervoor ben ik namelijk met een sacherijnige kop weggelopen op het, overigens zeer geslaagde, Lepeltje Lepeltje festival in het Weizigtpark. Dat sacherijn krijg ik nu terug. Hoewel mijn vrouw overigens stelt niet boos te zijn, maar uiterst teleurgesteld. Oei, iedereen weet dat dat erger is! Gelukkig negeren we elkaar niet heel lang meer en benoemen we makkelijker waar we tegenaan lopen. Dus we gaan nu toch een ommetje maken! Als we bij ons het parkje inlopen probeer ik voorzichtig te peilen of ik een handje krijg. Aftasten, zoet vragen, geduldig afwachten, complimentje hier en daar, totdat een voorzichtige aanraking lijdt tot een schuchter pinkje, dat om de mijne klemt. Heerlijk, nu kunnen we ons weer richten op onze gezamenlijke interesse voor wilde plantjes. Met mijn basiskennis en haar behoefte om deze te vergaren, staan we regelmatig met onze hol in de hoogte om diverse soorten weegbree, klaver en gras uit elkaar te houden. Even later volgen we een sint-jacobsvlinder in de, met wilde bloemen ingezaaide, berm. Juist op het moment dat we de interesse een beetje verliezen stuit ik op een plant die me even op tilt doet slaan. Hier staat een orchidee te bloeien, welke ik, in mijn wildste fantasieën niet op deze plek, of überhaupt in Dordt, verwacht had. Terwijl ik tegen mijn vrouw stamel dat zij getuige is van een uniek moment, komt de volgende verrassing al om de hoek wanneer een hoogbejaarde man achter ons vraagt waar we naar kijken. “Nou meneer, hier staat een zeldzame orchidee te bloeien.” “Laat eens even kijken jongeman. Nee maar, Ophrys Apifera! Ongelooflijk, dat ik dit nog mag meemaken.” Direct weet ik, dat ik met een kenner te maken heb. Net als ik, kent hij de Latijnse naam van dit pareltje. Deze botanische hoogstandjes zitten namelijk onder mijn huid en ik heb een stevige orchideeënkoorts ontwikkeld. Na de uitwisseling van wat plantennamen, vraagt de beste man of we wellicht zijn tuin even willen bekijken. We worden verrast door de grote hoeveelheid verschillende planten in zijn voortuin. Dit staat echter in schril contrast met wat ons in de achtertuin te wachten staat. Als de gepensioneerde ingenieur ons bijpraat over zijn liefde voor de flora, is het alsof we terug in de tijd gaan, in dit van geschiedenis overgoten stukje Dordrecht. Licht vloekend over de aantasting van zijn geheugen vertelt hij soms wel drie keer in welk stukje verleden van de tuin we ons op dat moment bevinden en hoe hij alles aangeplant heeft. Mijn vrouw waant zich Alice in wonderland en voelt zich overvallen door emoties van geluk, zuiverheid der natuur en fantasie. Als we de, minstens honderd strekkende meter, tuin helemaal doorkruist hebben belanden we terug bij het huis. Ooit werd dit neergezet voor een hoogleraar aan de HBS. Deze heer Kloos was tevens botanicus en onze oude vriend kwam als jochie bij hem thuis om planten, die hij niet kende, te determineren. De eerste schreden waren gezet en later heeft hij het huis als vanzelf overgenomen. Zo bleef de ziel van het huis met de tuin intact. “Toeval bestaat niet” zeg ik. “Dit paradijsje wordt van ons! En dan lekker vrijen in die grote tuin.”

“Hoho” ontwaakt mijn lief uit haar droom. “pikstraf vriend! Je hebt me vrijdag mooi laten zitten!”

Wouter Kramer                                                                                                      Column 79, 09-06-2016

angeliqueenig

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *