Tagarchief: column 16

Stadstuin

Mijn vrouw en ik hebben de afgelopen jaren, bij onze zoektocht naar een nieuwe woning en op monumentendagen, diverse huizen bezocht in Dordrecht. Wat je dan aangenaam kan verrassen zijn de grote stadstuinen die verscholen gaan achter kleine simpele geveltjes. In de binnenstad is het, voor het gevoel, soms nog verbazingwekkender. Je waant je in een volledig bak- en straatstenen omgeving omdat je, buiten de parken, eigenlijk weinig groen ziet.

Een aantal maal hebben we een drukke straat achter ons gelaten om, via het stadspand als soort portal, in een oase van rust te belanden die je absoluut qua ruimte en sfeer niet verwacht had.

Maar ook in oudere wijken heb je soms enorme achtertuinen. In Dubbeldam bijvoorbeeld maar ook in Krispijn. Het bracht me, in gedachten, terug naar het huis van mijn opa en oma van mijn moederskant. Zij woonden in de Henriëtte Ronnerstraat. Een verbindingsstraat in Krispijn tussen de Brouwersdijk en de Patersweg. Ik weet dat mijn moeder er als kind al woonde en waarschijnlijk zijn mijn opa en oma er na de oplevering direct ingetrokken, want de huizen zijn gebouwd in 1930. Voor mijn gevoel hebben ze er ook altijd gewoond en alle generaties voor hen ook. Ik heb geen flauw idee waar ze daarvoor vandaan kwamen, ik zal het eens navragen aan een oom of tante. Daar moet ik dan niet te lang mee wachten want het dunt helaas aardig uit.

Ik kwam er als kind graag. Mijn opa had een grote volière in de tuin en ik ben gek van vogels. Vaak liet opa mij, in de volière, in de nestjes van sijsjes, zebravinken en kanaries kijken. Je ging dan eerst door een speciaal door hem gemaakte sluisdeur zodat er geen vogeltje kon ontsnappen. Ongelofelijk ingenieus vond ik dat. Hij was sowieso een handige vent volgens mijn moeder. Broedkooitjes en nestkastjes maakte hij zelf in zijn eigen werkplaatsje. Ook voor allerhande cadeaus voor verjaardagen en Sinterklaasfeesten draaide hij zijn hand niet om. Zelf ben ik een keer getuige geweest van het, in no time, maken van het mooiste zwaard dat ik ooit gezien heb. Ademloos stond ik in het heiligdom, waar al het gereedschap op maat en soort op een groot bord aan de wand hing, te kijken naar de man die in een paar soepele bewegingen van enkele vormloze plankjes, voor mij, een Excalibur smeedde waardoor ik me heel de weg naar huis onsterfelijk gevoeld heb.

Het kleine donkere huisje kreeg voor mij glans door de enorme tuin die er achter lag. Eerst het stoepje met een trapje naar beneden, rechts de schuur met daaraan de werkplaats, links een tegelplaatsje en dan de volière, welke om een perenboom gebouwd was. Daarachter nog de moestuin. Kwam je dan nog ruimte tekort, wat kon met tien kinderen in die tijd, dan was er achter nog een veldje met onkruid en rommel. Ik voelde me er in ieder geval altijd erg op mijn gemak, net als opa, die waarschijnlijk ook wel vluchtte uit het enorm hectische gezinsleven. Veel in huis te vinden was hij volgens mij niet. Buiten heerlijk mijmerend in zijn eigen gelijk en dat van de bijbel. Niet zo raar dat ik in de keus voor ons nieuwe huis ook mede de tuin heb laten meewegen in mijn voorkeur. Wel een beetje groot toch achteraf, maar goed dat ik ook van mijmeren en rommel houd.

Wouter Kramer
08-01-2015