Eigenlijk wist ik het natuurlijk al een tijd. Intuïtie bedriegt je namelijk niet. Alleen volgen we ons gevoel niet altijd meer. We hebben dat voor onze veiligheid niet zo hard meer nodig. Hoe vaak worden we nog overvallen door gevaar dat levensbedreigend is? Schrikken kan echter nog steeds!
Rondom ons huis spookt het! Een paar weken geleden werd ik ’s avonds vanachter het keukenraam gadegeslagen. Door wie is me niet helemaal duidelijk, want de manspersoon is gehuld in nevelen. Op het moment dat ik me gewaarword van zijn aanwezigheid lost de verschijning op in de duisternis. Ondanks dat ik weet dat er weleens “iemand” voorbijkomt, is de eerste reactie altijd een verstijving van schrik. Mijn hele systeem gaat op alert en een oerkracht ter verdediging maakt zich van mij meester. De adrenaline giert door het lijf en ik ben zo scherp als een mes. Wanneer de bedreiging wegebt, gaan langzaam de haren op mijn armen weer liggen en verdwijnt de koude rilling op mijn rug. Het was maar een geest. Een week later loopt de verschijning een stukje naar me toe wanneer ik naar de achterdeur loop, om deze op slot te draaien voor het slapen gaan. Angst houdt me, over het algemeen, niet zo bezig en nieuwsgierigheid neemt inmiddels de overhand. Wie zoekt mij op? Of wie doolt hier rond in onze achtertuin? Wanneer ik mijn vrouw vertel van mijn ervaring gaan de deuren ’s avonds extra op slot en wordt voor het slapen gaan alles nog eens gecheckt en dubbel gecheckt. Alsof dit enig effect heeft, geesten kennen geen sloten en hebben geen belemmeringen om jouw geest te bezoeken. Zodoende stond vannacht de verschijning aan het voeteneinde van ons bed en wenkte me om met hem mee te komen. Even voor de zekerheid mijn ogen uitwrijven of ik niet in een droom zit, maar dat is niet het geval. Zeer voorzichtig, om mijn vrouw niet te wekken, sluip ik uit bed en de geest gaat mij voor, op de trap naar beneden. Nog steeds kan ik door de nevelen niet zien, wie mij hier meelokt. Verschillende personen komen, in mijn brein, hiervoor in aanmerking; mijn vader, aan wie ik de laatste tijd veel moet denken, mijn opa’s, waar ik warme herinneringen bij koester. Maar ook mijn voormalige vriend, hier uit de straat, kan zomaar een optie zijn. Eenmaal in de keuken beland, staat de wazige persoon ineens alweer buiten en ik nog binnen. Na het opendraaien van de diverse sloten, bevind ik me even later in mijn achtertuin. Door de tintelende kou weet ik inmiddels zeker dat ik niet droom. De sensatie laat me in de waan dat de kou meevalt. Even later lopen we in het parkje naast het huis, waar de geest, tot mijn verbazing, zich bukt om een luik te openen. Bij de eerste treden naar beneden bemerkt hij mijn aarzeling en strekt een sluierachtige arm uit. De uitnodiging voelt vriendelijk aan en ik tast met mijn hand naar een soort onwezenlijk begeleiding. Behoedzaam dalen we, door een schuin aflopende tunnel, de diepte in. Net wanneer ik denk dat er geen einde komt, aan deze ondergrondse dwaling, betreden we een oude gewelfde ruimte. In het flauwe licht ontwaar ik een gezellige drukte van dolende zielen. Alsof ik hier thuishoor, beland ik aan een lange tafel, waar mijn aanwezigheid als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Inmiddels is mijn gids opgelost in de menigte en na een verrassend aangenaam verpozen, begeef ik me terug naar mijn alledaags bestaan. Eenmaal terug in bed, kruip ik lekker tegen mijn warme vrouw aan. Ik twijfel, ga ik dit haar morgen vertellen, of niet? Volgende keer wellicht, eerst even vragen aan mijn geestverwant!
Wouter Kramer Column 99, 29-12-2016